Mest

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3014 woorden
  • 1 februari 1999
  • 58 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
58 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding
Nederland is een klein landje wat na de 2e wereldoorlog een intensieve landbouw heeft opgebouwd. Deze intensieve landbouw zorgt ervoor dat de hoeveelheid mest, geproduceerd door het vee, niet kan worden opgebracht op het bouwland zonder overbemesting. Sinds het begin van de jaren 70 kwamen mensen erachter dat zoveel mest helemaal niet goed was en sinds halverwege de jaren 80 wordt er een beleid gevoerd om het mest- en ammoniakprobleem aan te pakken. Sinds die tijd worden de regels steeds aangescherpt en wordt het voor de boer steeds moeilijker om de wetten te kunnen realiseren.
Mestoverschot en mestwet zijn sinds de 80er jaren actueel en zullen het ook nog wel een tijdje blijven, dat is de reden dat ik voor dit onderwerp gekozen heb. Ik wil graag weten wat de regeltjes voor een boer betekenen en hoe hij tegenover de mestwetten staat. Daarom zal ik een boer interviewen. De mest- en ammoniakwet zit nogal ingewikkeld in mekaar, dat is de reden waarom ik de hoofdlijnen en de relevante details zal behandelen.


Mest
Mest bestaat uit dierlijke uitwerpselen of uit kunstmatig verkregen stoffen en word gebruikt om de grond vruchtbaar(der) te maken. Gewassen zoals maïs, tarwe en gras hebben voedingsstoffen nodig die in de bodem zitten. Bij de oogst worden de gewassen van het land gehaald en daarmee ook vaak de voedingsstoffen. Doordat de voedingsstoffen van het land worden gehaald, verarmt de grond, tenzij zij wordt bemest. Door bemesting worden stiksof, kalium en fosfaat weer aangevuld.
Vooral stikstof is zeer belangrijk voor planten. Stikstof (N2) word door bacteriën of bliksem omgezet in het door planten bruikbare nitraat (NO3¯ ). Dit nitriet gebruiken planten voor hun fotosynthese.

Waarom een mestoverschot
Het begin van het huidige mestoverschot ligt vlak na de 2e wereldoorlog. Na de hongersnood waren de mensen van mening dat Nederland voor haar voedsel niet afhankelijk moest zijn van andere landen. De technologie zorgde voor een geweldige groei van de produktie. Zo kon de boer door de uitvinding van kunstmest veel dieren gaan houden op een klein stukje grond. Na Amerika en Frankrijk werd Nederland de derde exporteur ter wereld van agrarische produkten. Het aantal vee nam sterk toe en dus ook de geproduceerde hoeveelheid mest. De boeren reden hun mest in steeds grotere hoeveelheden uit op akkers en graslanden.
Tegenwoordig is de landbouw nog intensiever geworden. Er worden nog meer dieren per hectare gehouden en er is een intensievere gewasteelt. om een hoge produktie te realiseren voeren landbouwbedrijven veel mineralen aan via (kunst)mest en veevoer. er worden ook mineralen afgevoerd via de produkten maar landelijk gezien is de aanvoer veel groter dan de afvoer. Het teveel aan mineralen verdwijnt grotendeels via overbemesting van de grond als nitraat en fosfaat naar het grond- en oppervlaktewater. De ammoniak die vrijkomt verdwijnt in de lucht.

Mestprobleem
De Nederlandse veehouderij is over het algemeen erg intensief. Dat betekend dat er veel dieren worden gehouden op weinig grond. Dit wordt mogelijk gemaakt door invoer van mineralen. De veehouderij produceert daardoor meer dierlijke mest dan nodig is voor de bemesting van de gewassen. Overbemesting van de grond is dan het gevolg. Dit probleem is niet overal in Nederland even sterk. De intensieve veehouderij is sterk geconcentreerd in het zuiden en oosten van het land. Het teveel aan dierlijke mest komt dan ook hoofdzakelijk in deze gebieden voor.

Gevolgen van het mest- en ammoniakprobleem
De nitraten en fosfaten die in het grond- en oppervlaktewater terecht komen zorgen voor een sterke algengroei. Doordat er zoveel algen zijn dringt het zonlicht niet diep genoeg door in het water. De planten die wat dieper in het water staan sterven hierdoor af en gaan rotten. Voor het rottingsproces wordt zuurstof verbruikt, die niet voldoende snel kan worden aangevuld uit de bovenste laag water. Er komt een zuurstofgebrek in het water en daardoor gaan de vissen dood. Dit proces heet eutrofiëring. Ook voor de recreatie heeft dit schadelijke effecten (zwem- en viswater).

Een te hoge nitraatconcentratie in het water maakt zuivering van dat water nodig voordat het gebruikt kan worden als drinkwater of als grondstof in de voedingsmiddelenindustrie. De nitraatzuivering van dit water kost drinkwaterbedrijven in 2000 ongeveer f 30 miljoen per jaar extra. Vanwege de nawerking van de hoge stikstofbelasting van de bodem in het verleden zijn deze extra kosten niet geheel te vermijden. Op korte termijn (het jaar 2000) zijn besparingen mogelijk van ongeveer f 10 miljoen per jaar. De kosten zullen na het jaar 2000 mogelijk met enige tientallen miljoenen toenemen. De mate waarin dat gebeurt is afhankelijk van het ingezette beleid.
Ammoniak is vluchtig waardoor het snel in de lucht komt. Ammoniak zorgt ook voor eutrofiëring. Een groot gedeelte van het ammoniak word omgezet in ammonium. Deze ammonium is de boosdoener voor de zure regen. Zure regen is voor een groot deel verantwoordelijk voor de bossterfte, die is dus het grootst in de buurt van de intensieve veehouderij.
Voor de bestrijding van de effecten van eutrofiëring, verzuring en verdroging van natuurgebieden wordt tot 2010 jaarlijks ruim f 70 miljoen uitgegeven in het kader van het Overlevingsplan Bos en Natuur.
De totale directe kosten van vermesting en verzuring als gevolg van de landbouw worden door de Stichting Natuur en Milieu geschat op f 450 tot f 600 miljoen per jaar in 2000. Bij ongewijzigd beleid lopen de schattingen op tot f 1 miljard per jaar vanaf 2015.

Mestregeling

Dierlijke mest
Het mestbeleid was de afgelopen jaren gericht op net terugdringen van het overschot aan dierlijke mest. Daarvoor zijn maatregelen aan de produktie- en afzetkant getroffen.
- De mestproduktie werd aan een maximum gebonden door het introduceren van mestproduktierechten. Door het stimuleren van mineralen arm veevoeder werden de fosfaatgehalten in dierlijke mest verlaagd. Het verlagen van de fosfaatgehalten gebeurde met gemiddeld met 10%.
- De mestafzet werd gestimuleerd. De mestdistributie, het transporteren van mest van gebieden me een overschot naar gebieden met een behoefte aan dierlijke mest, vooral naar de akkerbouwgebieden, heeft zich fors ontwikkeld. Ook de export van met name kwalitatief goede pluimveemest is goed van de grond gekomen. Grootschalige mestverwerking is, ondanks dat de regering dat intensief heeft gestimuleerd, nauwelijks begonnen.
Mestverwerking betekend dat men in een zogenaamde mestfabriek het water uit de mest haalt en de mest word verwerkt tot droge mestkorrels. Deze mestkorrels kunnen een vervanger zijn van kunstmest. Mestverwerking bleek een dure oplossing. de oorzaken hiervoor zijn de hoge kosten voor de ontwikkeling van nieuwe technologie, de dure verwerkingsprocessen en het vinden van afzet voor de produkten.

Deze maatregelen stellen bedrijven die met een overschot aan mest hebben voor extra kosten. Deze kosten kunnen flink oplopen. Om de kosten te kunnen minimaliseren is het van belang dat de ondernemer meerdere mogelijkheden heeft om het overschot aan dierlijke mest op zijn bedrijf weg te werken. Een ondernemer kan dan kiezen voor de maatregelen, die het best aansluiten bij zijn eigen bedrijfssituatie.

Kunstmest
Het probleem van overmatig gebruik van kunstmest is heel anders dan dat van dierlijke mest. Kunstmest is een relatief goedkope en nauwkeurig te doseren meststof. Bij de teelt van gewassen die geen schade ondervinden van teveel bemesting, maar wel negatief gevolg hebben bij te weinig bemesting zoals gras, wordt kunstmest in het algemeen royaal gebruikt. De gevolgen voor de natuur zijn hetzelfde als die bij dierlijke mest. Overmatig kunstmest komt vooral voor in de rundveehouderij. Ook in de bollenteelt en vollegrondsgroenteteelt wordt teveel kunstmest aangewend. In de akkerbouw is dit in veel mindere mate het geval, omdat hier te veel stikstof die in de kunstmest zit in vaak zorgt voor een slechtere opbrengst.
Door het gebruik van een mineralenboekhouding op een bedrijf, word de boer bewust van zijn onnodige verliezen en kan het gebruik van kunstmest aanzienlijk teruggebracht worden. Het tegengaan van onnodige verliezen is beter voor het milieu en is ook economisch beter voor het bedrijf. Door gerichte bemestings-adviezen en beter benutting van dierlijke bemesting is het kunstmestgebruik in de afgelopen jaren met 30% afgenomen.

Ammoniak
Ammoniak is vluchtig waardoor het snel in de lucht komt. Het ammoniak word omgezet in ammonium. Deze ammonium is de boosdoener voor de zure regen. Zure regen is voor een groot deel verantwoordelijk voor de bossterfte, die is dus het grootst in de buurt van de intensieve veehouderij.
Om de ammoniakbelasting op bossen en natuurgebieden te verlagen moet de ammoniakemissie van de landbouwbedrijven omlaag. De ammoniak komt vrij uit stallen en de mestopslag (36%), bij het uitrijden van de mest (50%) en bij de dieren in de weide (14%). Deze percentages hebben betrekking op de situatie zonder emissiebeperkende maatregelen. Alle bedrijven die dierlijke mest gebruiken kunnen de ammoniakuitstoot verminderen door de mest emissie-arm uit te rijden. Daarnaast word door afdekken ven mestsilo's ook de emissie beperkt. De mogelijkheid om de emissie uit stallen te reduceren verschilt sterk per sector.
De kosten om een emissie-arme stal te bouwen zijn een stuk hoger dan de kosten van het emissie-arm uitrijden. Bovendien komt bij het uitrijden van de mest meer ammoniak vrij dan uit stallen. Het emissie-arm uitrijden is in verhouding met de kosten de beste manier om de ammoniakemissie tegen te gaan.

MINAS
Begin dit jaar is er een nieuwe mestregeling ingevoerd genaamd MINAS. MINAS is een afkorting voor mineralenaangiftesysteem. Het mineralenaangiftesysteem houdt in dat word geregistreerd hoeveel mineralen (stikstof en fosfaat) op een bedrijf worden aangevoerd in de vorm van kunstmest en veevoer en hoeveel er wordt afgevoerd, vooral in de vorm van produkten en mest.
Een onderdeel van de MINAS is dat degene die de mest levert aan een boer een mestmonster moet nemen. Dit mestmonster word opgestuurd naar een laboratorium waar het word onderzocht op nitraat- fosfaat- en ammoniakgehalte. Degene die de mest ontvangt krijgt dan van elke monster een formulier waarop staat hoeveel mineralen er in zitten. Het systeem houd wel goed bij hoeveel mineralen er in het bedrijf komen, het probleem is echter dat van elke vracht mest een monster moet worden genomen. Doordat van elke tank mest die de boer op zijn land uitrijd een monster moet worden gemaakt kunnen het aantal formulieren en administratiemoeilijkheden aardig oplopen. Een ander probleem is dat het te lang duurt voordat je de formulieren hebt. Je weet pas hoeveel mineralen je op het land gebracht hebt als het gewas al in de grond zit, en dan kun je niet nog een keer mest uitrijden of er mest afhalen. Je weet dus nooit zeker of je te veel of te weinig mest op het land hebt. Boeren die hun eigen mest uitrijden hoeven geen mestmonsters opsturen.


Het verschil tussen aan- en afvoer van mineralen, wat je berekend met de mineralenboekhouding, is het verlies naar het milieu. Het verlies dat aanvaardbaar word geacht heet de verliesnorm. Wanneer het verlies groter is dan de verliesnorm moet de boer een heffing betalen op basis van de mineralenaangifte. Je moet de MINAS opgeven als je meer dan 3ha of (op dit moment) meer dan 2,5 gve hebt. De afkorting gve staat voor grootvee eenheid. Dit is het aantal beesten dat je per ha hebt. gve word berekend vanuit volwassen koeien, dus 2,5 gve betekend 2,5 volwassen koeien per ha. Van kleinere beesten die minder mest produceren, zoals schapen of kalveren, mag je er meer per ha hebben.


Interview
Ik heb met de Heer Martin Karnebeek afgesproken op zijn eigen boerderij. Martin is een landbouwer en heeft geen vee. Hij heeft varkens en meststieren gehad maar die heeft hij weggedaan omdat deze niet meer winstgevend waren. Martin heeft 25 ha grond en heeft dus, net zoals alle boeren, te maken met de mestwet. Hij heeft dit jaar op die 25 ha grond 50 kubieke meter mest gebracht. Toen ik vroeg of hij ooit wel eens last heeft gehad van overbemesting was het antwoord nee. "vroeger had ik genoeg grond om mijn mest af te voeren, soms moest ik er zelfs nog wat bij halen, maar nu ik alleen grond heb kan ik net zoveel mest aanvoeren als er op het land kan". Ook Martin is niet erg te spreken over het nieuwe mestbeleid, " Ik vind het goed dat er regels zijn. Zoals het vroeger was kon het niet. Er werd zoveel mest uitgereden als men had en er werd niets ondergewerkt. Ze maken tegenwoordig alleen te strenge regels, ze willen naar die norm toe dat je eigenlijk te weinig verbouwd". Martin vind het dus ook niet goed dat de regels nog meer worden aangescherpt. De verschillen met vroeger zijn volgens Martin erg groot. "Toen ik 10 jaar oud was had men nog nooit gehoord van overbemesting". Qua opbrengsten zou Martin het liefst 10 jaar terug in de tijd willen maar als je aan het milieu denkt wil hij wel in deze tijd blijven, "mits de regels soepeler worden". Ook heb ik gevraagd of Martin last heeft van een te grote boekhouding. Hij heeft er niet zo veel last van, "wel is de boekhouding een stuk groter geworden met de MINAS. Degenen die vee en varkens houden hebben er wel last van omdat je om de maand al het vee moet tellen om te bepalen of je niet boven de gestelde gve uitkomt. En als ze te veel mest hebben moeten ze die zien kwijt te raken, en dat brengt allemaal administratieve rompslomp met zich mee". Bovendien vind Martin dat de gemeente niet op een 'papiertje meer of minder kijkt'.

Onderzoek
Doel: Ik onderzoek 4 grondmonsters die allemaal van een akkerland met maïs komen. 1 grondmonster heb ik vlak bij de slootkant opgeboord terwijl een ander grondmonster van hetzelfde land in het midden is opgeboord om de uitwerking van uitspoeling te bepalen. Er is ook een grondmonster genomen op kleibodem. Ik ga ook de PH-waarde meten want hoe meer ammoniak hoe zuurder de grond.

Hypothese: Ik denk dat het verschil tussen twee akkers gering zal zijn. Wel denk ik dat er verschillen te merken zullen zijn als gevolg van uitspoeling bij de slootkant. Bij de slootkant zullen wel veel mineralen zijn weggespoeld, dus de concentratie nitraat (want nitraat is het meest gevoelig voor uitspoeling) zal daar het minst zijn. Er zullen ook verschillen van de meetwaarden te merken zijn bij de tegenstelling: zandgrond - kleigrond. Op de zandgrond zullen er meer mineralen zijn weggespoeld terwijl er op de kleigrond minder uitspoeling zijn omdat daar het water niet zo snel de bodem kan intrekken. De PH-waarde van de grond zegt iets over de hoeveelheid ammoniak. Als er mest met veel ammoniak is uitgereden is de PH-waarde ook hoog.

Materiaal en Methoden: Ik heb eerst boringen gedaan op verschillende stukken land. Van te voren heb ik toestemming gevraagd aan de boeren waarvan het land is. Het zand van de boringen heb ik na school genomen en daar geanalyseerd op ammoniak en ammonium, nitraat, fosfaat en de PH waarde. Het analyseren gebeurt niet rechtstreeks uit het zand. Ik heb het zand mee na school genomen en met behulp van de Heer Hoytink er proefjes mee uitgevoerd. Het zand word eerst uitgespoeld en met het verkregen water voert men de proefjes uit. Voor de PH-waarde en de nitraatgehalte gebeurt dat gewoon met een indicator papiertje. Voor fosfaat en ammoniak gebeurt het door bij een afgepaste hoeveelheid uitspoelwater een paar druppels van en indicatorstof toe te voegen.


Conclusie van de proef: De verschillen van de meetwaarden kan niet liggen aan de verspreiding van de mest omdat deze gelijkmatig is verdeelt over het land doormiddel van een mestinjecteur. Je zou verwachten dat het nitraatgehalte van boring 1 veel hoger zou zijn dan het nitraatgehalte van boring 4, omdat op de plek waar boring 1 is gehouden veel meer klei in de grond zit. Dit is echter niet zo omdat de plek waar boring 1 is gehouden tamelijk hoog ligt en sterk afloopt.
De boring aan de rand van de sloot (boring 3) verschilt met de boring in het midden van het land (boring 2). Hij verschilt echter niet zoals ik in de hypothese voorspeld heb. Het nitraatgehalte is langs de sloot het hoogst, omdat de nitraten die van midden van het land word weggespoeld de weggespoelde nitraten aan de rand van de sloot bijvult. De nitraatgehaltes van boringen 2 en 3 zijn erg laag vergeleken met die van boring 1 en 4. Dit verschil word veroorzaakt omdat er op het land waar de boringen 2 en 3 zijn gehouden eigenlijk meer mest op kan worden gebracht. Er kan meer op worden gebracht omdat de boer waar het land van is de uitslagen van de mestmonsters pas thuisgestuurd kreeg toen hij het maïs er al in had gezaaid.
De ammoniakgehaltes zijn erg laag, dit komt omdat het water wat uitgespoeld is een tijdje heeft gestaan waardoor het heeft kunnen vervluchtigen. Doordat het ammoniakgehalte laag is, is de PH-waarde automatisch ook laag. De PH die ik verkregen heb is ongeveer 4,5 terwijl de normale PH-waarde op 5 - 5,5 ligt.

Conclusie
Duidelijk is dat er iets moet gebeuren om de overbemesting tegen te gaan. Het milieu lijdt er sterk onder met als gevolg eutrofiëring en verzuring. Wat je directer merkt is de uitwerking van het nitraat in het water. Omdat een te grote hoeveelheid nitraat slecht is voor een mens, word er door drinkwaterbedrijven veel geld geïnvesteerd om het teveel aan nitraten uit het water te halen.
Om de overbemesting tegen te gaan zijn er veel regel gemaakt om te zorgen dat de boeren minder mest op het land uitrijden. De regels worden iedere keer scherper, zelfs zo scherp dat de boeren vinden dat de ze de regels niet kunnen uitvoeren. Eigenlijk zou je een onderzoek moeten doen onder een paar honderd boeren verspreid over heel Nederland om een goed beeld te krijgen over hoe de boeren denken over de mestregeling, maar ik denk dat er hetzelfde uitkomt als bij mijn interview: de boeren weten de bedoelingen van de mestwet wel op waarde te schatten als het om het milieu gaat, maar allemaal vinden ze de regels te streng als ze denken aan hun bedrijf. Omdat de mestwet steeds stapsgewijs zijn aangescherpt is er een redelijk evenwicht gevonden tussen mestproduktie en mestafzet. Een landelijk niet af te zetten mestoverschot is daardoor niet ontstaan. Bij toekomstige aanscherpingen van de normen is evenwel te verwachten dat er zonder aanvullende maatregelen geen evenwicht zal blijven bestaan tussen mest produktie en mestafzet.

REACTIES

T.

T.

Dit werkstuk is helemaal verouderd, het gaat over een oude wetgeving, deze is vorig jaar helemaal veranderd.

15 jaar geleden

S.

S.

Ik heb uw artikel gelezen. ik heb een vraag, die tegelijk als een voorstel voor een gedeeltelijke oplossing voor het mestprobleem gezien kan worden. er zijn landen waar er een groot tekort aan mest bestaat. indien het mogelijk zal zijn om de mest in te pakken (en eventueel eerst te drogen) kunnen er grote hoeveelheden geexporteerd werden. er zijn op dit moment landen, die dat doen (zonder zelfs een overschot te hebben).

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.