Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Module 5

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • Klas onbekend | 2386 woorden
  • 6 april 2002
  • 72 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
72 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Uitgetypte opdrachten Laagland. Module 5: Opgave 4. 1. Fragment 1: Chris. Je leert haar heel goed kennen. Fragment 2: Sonja. Ze heeft het gevoel dat mensen niet aan haar denken. Fragment 3: Agnes. Je ziet hoe zij denkt over de verkoop van het huis. Fragment 4: Agnes. Fragment 5: Chris. Je weet waarom Chris de deurwaarder weg wil jagen, omdat hun eigen huis ook is afgepakt door zo’n iemand. Fragment 6: Chris. Je merkt dat Chris vind dat het niet haar schuld is dat de deurwaarder dood is. 2. Personale vertelsituatie. 3. Ja , je ziet de gebeurtenissen vanuit verschillende gezichtspunten. 4. Ja , je weet ook wat de andere personages denken. 5. Nee, ik houd meer van oorlogsboeken. Opgave 7. 3. Fabel = de gebeurtenissen in chronologische volgorde. Sujet = de volgorde van gebeurtenissen als in het boek geschreven. Fabel en sujet vallen in het verhaal niet samen, want halverwege het fragment gaat de

schrijver nog verder terug in de tijd. 4. -andere verhaallijn, van fragment 1 naar fragment 2. -vooruitwijzing, regel 51 fragment 1 -tijdsprong, regel 68 fragment 2
5. In W.O. II , Het is oorlog en ze moeten elkaar steunen, hun relatie is dus verstevigd. 6. In de concentratiekampen hebben ze een sterke band met elkaar, maar na de kampen groeien ze uit elkaar. 7. Fragment 1: voor hem is zijn moeder gestorven, maar dit maakt hem niet zoveel uit. (slecht) Fragment 2: Hij ziet in dat zijn moeder toch nog veel voor hem heeft gedaan. (goed) 8. Door de ogen van de ikpersoon , hierdoor krijg je enkel zijn gevoelens te weten. 9. nee, je weet alleen dat wat de ikpersoon over haar zegt, hij kan haar gedachten ook niet weten. 10. Hoe komt het dat de moeder – zoon relatie zo slecht was? 11. Fragment 1: thema = de vraag naar het eigen ik. Fragment 2: thema = schuldgevoel. 12. Ja , er wordt echt een deel van iemands leven beschreven. 13. Hij is er wel, maar hij weet niet wie hij is , en hij weet niet hoe het zo is geworden. 14. Nee , het boek gaat teveel over emotie en daar houd ik niet zo van, ik lees liever boeken waar veel actie in voorkomt. Vervolg opgave 7
1. Hij wil geen verhalen totaal verzinnen, maar ook niet gebeurtenissen precies navertellen, hij verdraait de werkelijkheid. 2. Hij zei dat het een reconstructie van de werkelijkheid was. 3. Nee, alhoewel het niet de werkelijkheid is, kan het nog wel een goed boek zijn. 4. De relatie valt niet te controleren, maar de gebeurtenissen kunnen wel gecontroleerd worden. 5. Ja, hij gaat evenals Durlacher & Minco even iets verder , hij gebruikt persoonlijke ervaringen maar brengt wijzigingen aan. Opgave 8. 2. Ik-vertelsituatie, je beleeft het verhaal door de ogen van de hoofdpersoon en krijgt geen informatie over de gedachten van de andere personages. 3. Ze hebben een relatie en vinden elkaar aardig. 4. (later ingevuld ) *regel 2: “Speel ik komedie?” ( niet ingevuld ) Wie zijn de 3 mannen met wie Christine getrouwd is geweest? 5. –Vertraging (droom) -de Ik-vertelsituatie, je weet niets over de andere personages. 6. Nee, ik houd meer van oorlog/actie verhalen, en dit boek heeft daar niets van weg. Opgave 9. 1. Hij vindt “de vierde man” een goed/prachtig verhaal. 2. x technisch vertelvermogen > goede opbouw van het verhaal. x de vele hechtlijnen. x zelfironie & zelfcorrecties. 3. Ik vind het niet echt een leuk verhaal. Het is wel goed geschreven, maar om nu te zeggen dat ik het prachtig vind,nee. Ik ben het wel met Steendijk eens dat het verhaal goed is opgebouwd. Opgave 12. 1. Beschrijving: 1. Het lijkt mij geen leuk boek, het onderwerp spreekt mij totaal niet aan. 2. Het fragment gaat over een familie waarvan de vader in Staatsburg iets in kolen deed. De familie in Marokko krijgt af en toe een flink geldbedrag en soms een bijgevoegde foto, zo reed vader eerst op een fiets en later in een Mercedes-Benz. Door deze geldbedragen leven de moeder en haar vier dochters in weelde. 3. Ik zou het boek niet voor mijn lijst willen lezen omdat het onderwerp mij niet aanspreekt, ik houd meer van oorlog-/actieverhalen. 2. Verdieping: 1. Onderwerp. Punt 2>interesse: ik vind het onderwerp niet interessant, het spreekt mij totaal niet aan, ik
houd meer van oorlogsverhalen, of in ieder geval verhalen met actie erin. Punt 8>boek/film: nee ik heb nog geen boek/film over dit onderwerp gelezen/gezien. 2. De Gebeurtenissen. Punt 2>nadruk: de nadruk ligt meer op de gedachten en gevoelens van de personen. Er wordt uitvoerig verteld hoe de personen zich voelen en niet zozeer wat ze meemaken. Punt 7>aan het denken gezet: De gebeurtenissen in het fragment hebben mij niet aan het

denken gezet, ik vond het maar een saai verhaal en wilde er het liefst niet aan terugdenken. Punt 9>indruk: De gebeurtenissen maakte geen indruk op mij, ik vond de gebeurtenissen
vaak saai en daarom ook niet erg indrukwekkend. Punt 12>boeiend: Ik vond het fragment niet van het begin tot het einde boeiend, ik moest wel
Worstelen om verder te lezen. 3. Personages. Punt 2>verplaatsen: Ik kon mijzelf niet goed in de personages verplaatsen omdat het verhaal
over meisjes ging en ik een jongen ben. Punt 3>beschrijving: ik vond de personages meer typetjes, ze kwamen niet echt tot leven, dit
Komt volgens mij ook doordat ik mij niet echt kon inleven in het verhaal. Punt 8>sympathiek: ik vind geen van de personages sympathiek, omdat ze allemaal hetzelfde
lijken en niet echt als echte mensen uit het verhaal komen. 4. Bouw. Punt 4>spannend: Het verhaal was verre van spannend, het verhaal was erg saai, dit komt
doordat het onderwerp mij niet aansprak. Punt 5>boeiend: Het verhaal was niet boeiend, het kostte mij moeite om te blijven lezen, dit
Kwam doordat ik het een saai verhaal vond. Punt 10>einde: Het fragment heeft een open einde, want je weet niet wat er verder nog gaat
gebeuren, dit vind ik niet vervelend omdat ik het fragment saai vind en niet wil weten wat er verder nog gaat gebeuren. 5. Taalgebruik. Punt 1>tekst lezen: Ik vond de tekst lastig om te lezen omdat het onderwerp mij niet aansprak
en daardoor is het moeilijk om door te blijven lezen. Module 6: Opgave 5. Woningloze: -De situatie van de ‘ik’: De ‘ik’ maakt iets duidelijk aan de lezer, hij maakt duidelijk dat hij zich nergens thuis voelt. -Tijd en Ruimte: In het eerste stukje kijkt de ‘ik’ terug in zijn verleden. In het laatste stukje kijkt hij vooruit in de tijd, op deze overgang is hij op de helft van zijn leven. De ruimtes die worden beschreven zijn de ruimtes waar hij zich wel en niet thuis voelt. -De thematiek en de manier waarop die is opgebouwd(herhaling, tegenstelling, opsomming): Het thema is dat de ‘ik’ zich nergens thuis voelt behalve in zijn gedichten. De opbouw bestaat uit herhalingen, het komt telkens terug dat de ‘ik’ nergens ‘kan’ wonen. De tegenstellingen in het gedicht ontstaan tussen de plekken waar het wel en niet kan wonen. De opsommingen in het gedicht zijn er in regel 7. (steppen, stad en woud). -De structuur(bouw): In strofe 1 en 2 verteld hij waar hij zich wel en niet thuis voelt, in strofe 3 kijkt hij in de toekomst. -Soort rijm: Eindrijm, de laatste lettergrepen/woorden van de versregels rijmen op elkaar: bijv. regel 2 en 3. -Rijmklanken: Volrijm, de laatste delen van de woorden rijmen op elkaar bijv. wonen en meegenomen. -Rijmschema: Strofe 1: omarmend rijm>ABBA. Strofe 2: gekruist rijm>ABAB. Strofe 3: N.V.T. -De dichtvorm: Sonnet. -De beeldspraak: personificatie: de laatste zin> graf…openbreekt. Metafoor:vóór de nacht(nacht is dood). Personificatie: de nacht spreekt. Metafoor: Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. -Stijlfiguren: Nu hij leeft voelt hij zich nergens thuis, maar hij zal een laatste rustplaats vinden, namelijk zijn graf. De Gelatene: -De situatie van de ‘ik’: De ‘ik’ persoon zit vlak voor zijn dood. -Tijd en Ruimte: Tijd: najaar Ruimte: binnen. -Thematiek: najaar> laatste periode voor de dood. Tegenstellingen: jong tegenover oud. De jeugd is druk en de ouderen zijn rustig. -Structuur: 4 Strofes -Soort rijm: Eindrijm -Rijmklanken: Volrijm. -Rijmschema: Strofe 1: ABBA. omarmend rijm. Strofe 2: ABBA. omarmend rijm. Strofe 3 en 4: n.v.t. -Dichtvorm: Sonnet. -Beeldspraak: metafoor: najaar (zin 1). -Stijlfiguren: Hij heeft er vrede mee dat hij aan het einde van zijn leven is, want hij heeft nu rust. Gelatene: hij heeft het achter zich gelaten. Gelatene: hij haalt zijn schouders erover op. De titelloze: -De situatie van de ‘ik’:De ‘ik’ heeft zijn vrouw iets aangedaan en voelt zich daar schuldig over, behalve in de laatste strofe. -Tijd en Ruimte: Tijd: ’s Avonds. Ruimte: In zijn hoofd. -Thematiek: geen. -Structuur: 4 Strofes. -Soort rijm: Eindrijm. -Rijmklanken: Volrijm. -Rijmschema: voor elke strofe: omarmend rijm> ABBA. -Dichtvorm: Sonnet. -Beeldspraak: Snijdend spreken. Vliezen breken.( figuurlijk taalgebruik).
Opgave 7. 2. x Door de onwetendheid van de kinderen. x Door de uitdrukkingen van de kinderen. Bijv. ‘pennelikkers’ in regel 55. x Door de “leuke” spelfouten die de schrijver expres maakt. x Door de tegenstelling van de onwetendheid in het begin en het schuurtje aan het einde. 3. ‘Tjeempie’ is onschuldiger geschreven dan ‘het leven is verukkelluk’. Gelijkenis: woorden opschrijven zoals je ze uitspreekt. Thematiek is in beide seks. 4. A1 , A6 , A7 , B1 , B7. Opgave 8. 2. Victor: getrouwd met Petra, slechte relatie. Joëlle: vriend van Victor. Simon en Emilia: kinderen van Victor. Sophie en Thierry: getrouwd en vrienden van Victor. 3. Victor: oneerlijk vanwege al het vreemdgaan. Petra: naïef, ze doet alsof al Victor’s vriendinnen niet bestaan. Joëlle: egoïstisch, ze weet dat Victor een relatie heeft maar gaat toch een relatie met hem aan. 4. Ik vertelsituatie: je krijgt de mening en gedachten te weten van de ik persoon (brief). 5. afhankelijkheid. 6. 1.geen verandering van de tijdsvolgorde, het verhaal is chronologisch. 2.xx 3.in de brief wordt 4 jaar samengevat. Er wordt gezegd dat Victor het hele verhaal opnieuw verteld, je krijgt het verhaal echter niet opnieuw te lezen. 4.tussen het 1ste en het 2de fragment scheelt het 4 jaar. 5.de avond dat Joëlle bij hem in huis logeert. 6.de brief > terugwijzing regel 20-21. 1ste alinea is een vooruitwijzing naar de scheiding die gaat komen. 7.verschillende delen uit de brief. 7. Hoe is het afgelopen met Petra? Module 7: Opgave 8. 2. Dolf x Alma , Noël x Julia , Rene x Charlie x Kap x Wijnants. 3. perspectieven: fragment 1: door de ogen van René. Fragment 2: door de ogen van Julia. Fragment 3: door de ogen van Noël. Fragment 4: door de ogen van Alma. Fragment 5: door de ogen van Charlie. Je krijgt telkens het verhaal te zien door de ogen van een personage, is het betrouwbaar? 4. Telkens aan het einde van het fragment komen de open plekken, en word overgeschakeld naar een ander personage. 5. Structuur: niet-logische-niet-chronologische volgorde. Samenhang: hechte structuur. 6. Oorlogstrauma: Korea. Nonchalante omgang met inwoners > een neger zien is een neger doodschieten. De personages vinden dit normaal. 7. Taal: Belgisch accent en buitenlandse uitdrukkingen. Stijl; ‘droog’ geschreven, bijna zonder emotie, de schrijver gaat gemakkelijk om met moord. 8. Misschien, het onderwerp gaat niet echt over oorlog, maar meer over de trauma’s en emotie die erachter schuilt. Ik weet niet hoe het boek verder gaat, maar als er niet te veel op de emoties wordt ingespeeld zou ik het wel willen lezen. Module 8: Opgave 6. 1. Onderwerp. Punt 1>onderwerp: het onderwerp van de tekst is chaos en verwarring, maar ook de tweede wereldoorlog
Punt 2>interesse: het onderwerp spreekt mij deels aan, dat het over de tweede wereldoorlog gaat spreekt mij wel aan, maar de verwarring niet. Punt 7>uitwerking: Ja het verhaal speelt zich tijdens de tweede wereldoorlog en chaos en verwarring spelen een grote rol, er wordt telkens teruggekeerd naar de moord in
de Kleine Houtstraat. Punt 8>film/boek: Ik heb dit boek wel eens eerder gelezen, evenals de Aanslag van Harry Mulisch, dit boek gaat ook over de tweede wereldoorlog. Ik zou zo snel geen film over hetzelfde onderwerp kunnen bedenken. 2. De Gebeurtenissen. Punt 1>belangrijkste gebeurtenis: De ontmoeting met Dorbeck, zo is hij in contact gekomen met zijn look-a-like. En met de foto’s die hij moest ontwikkelen. Ook is hij via Dorbeck een moord gaan plegen in o.a. de Kleine Houtstraat. Punt 2>gebeurtenissen: Het verhaal bevat een hop gebeurtenissen, deze zijn echter niet allemaal even boeiend. Wel blijft het verhaal boeiend door al deze gebeurtenissen. Punt 7>aan het denken: Ja, waarom blijft Osewoudt zo naar Dorbeck luisteren? Punt 12> blijven boeien: Nee, de gebeurtenissen zijn niet allemaal even boeiend, er vallen stukken in het verhaal dat je even moet worstelen om door te lezen. 3. Personages. Punt 1>hoofdpersoon: In het begin lijkt de hoofdpersoon een beetje op een oorlogsheld, maar aan het einde lijkt hij meer op een oorlogsmisdadiger. Ik zou niet op de hoofdpersoon (Osewoudt) willen lijken. Punt 3>beschrijving: Ja, de manier waarop de personages handelen en reageren komt erg realistisch over. Punt 7>reageren de personages: De personages reageren niet echt voorspelbaar, dit maakt het verhaal iets spannender/boeiender. Punt 9>het meeste te weten: Je komt het meeste te weten over de hoofdpersoon Osewoudt, je komt genoeg te weten om zijn gedrag te begrijpen. 4. Bouw. Punt 2>komt het verhaal op gang: Er zit meteen spanning in het verhaal, in het eerste stukje kom je al tegen dat er een pistool is en dit wekt spanning op. Punt 4>spannend: Best wel, doordat je niet weet wat de personages gaan doen. Punt 5>boeiend: Niet echt, dit komt doordat er telkens terug wordt verwezen naar gebeurtenissen die eerder in het verhaal zijn gebeurt. Punt 9>terugblikken: Ja, er wordt telkens herinnerd aan de foto’s en de moord in de Kleine Houtstraat. 5. Taalgebruik. Punt 1>lastig: Niet echt, er komen geen moeilijke woorden in de tekst voor. Punt 3>verhouding: er komen weinig gevoelens in het verhaal voor. Punt 4>manier van vertellen: Ik vind de manier waarop het verhaal verteld wordt te wijdlopig. Punt 5>taalgebruik:Het taalgebruik is net Nederlands, dit past wel bij de saaie, nette personage Osewoudt. Punt 6>beeldspraak: In het verhaal komt geen beeldspraak en of symbolische verwijzingen voor. Samenvattend eindoordeel. Ik vond het verhaalleuk om te lezen, maar ik zou het niet aan iemand aanraden om te lezen. Het verhaal is best ingewikkeld om te lezen en ook gelijk te snappen, je moet het boek eigenlijk twee of drie keer lezen wil je het allemaal snappen. Ik vond het boek wel mooi geschreven, de schrijver heeft geen moeilijke woorden of te lange zinnen gebruikt wat het gemakkelijker maakt om het boek te lezen. Zelf vind ik dat de schrijver de personages iets opener had moeten maken zodat je jezelf er gemakkelijker in kan verplaatsen, niemand wil zich natuurlijk in een zielig mannetje als Osewoudt inleven of zich hiermee vergelijken. Maar al met al is het toch een interessant boek om te lezen, er zijn echter mooiere en betere boeken die ik heb gelezen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.