Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Computers

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas vwo | 1933 woorden
  • 28 december 2001
  • 482 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
482 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De geschiedenis van de computer: Het idee van de computer kwam van (1791-1871) die was opgebouwd uit de basis”benodigdheden” voor een computer; opslaan, besturen, tellen. Maar pas rond de 2de wereldoorlog kwam er een echt computer; de doorbraak. Toen de EDSAC in Engeland de eerste intern rekenmachine uitbracht. In 1951 werd in Amerika de eerste op de markt gebracht. Midden de jaren zestig werden er voor het eerst geïntrigeerde schakelingen gebruikt. Dus ze gingen het gebruiken om mensen nieuwsgierig te maken, en dus…. Meer geld te verdienen. Ongeveer aan het einde van de jaren ’70 werden kleine geheugenheden op chips geplaatst en ze bleven maar doorgaan om de computer meer sneller te maken. Soorten computers: Er zijn heel veel verschillende soorten computers. Je hebt grote, kleine… Bij grote moet je niet denken aan de plaats die hij inneemt, maar aan de snelheid. De grootste computers die er zijn heten “mainframe”computers. Deze computers nemen soms wel de hele zaal in beslag(!). Ze worden gebruikt bij banken bibliotheken en gemeentes. Meestal zijn deze computers aan gesloten op andere computers(terminals). Die terminals zitten soms wel in andere zalen of zelfs een andere gebouw. Daarna komen de minicomputers, die zijn ongeveer net zo groot als archievenkasten. Op deze computers kunnen maximaal 256 computers aangesloten worden. Deze computers worden gebruikt in wat kleine bedrijfjes. Als laatste zijn er de microcomputers, je gebruikt ze als aparte computer of als terminal aan een mainframe- of minicomputer. De belangrijkste micro computer is de personal computer of pc. PC’s heb je in verschillende soorten: -Desktop-model -Hightower-model -Minitower-model. (ik weet er niet veel van..helaas..) Dan heb je ook nog de portable computers. Dat zijn kleine draagbare computers die hetzelfde werken als de normale pc. Ook hier van zijn er verschillende soorten: -laptop -notebook

Er is ook een nieuwe computer. Die heet de pencomputer. Hij heeft dan geen toetsenbord maar een pen waarmee je op het beeldscherm moet schrijven of tekenen. Ook zijn er computers die speciaal gemaakt zijn voor iets. Bijvoorbeeld; de spelcomputer of een schaakcomputer. Naast de computers zijn er ook nog verschillende randapparaten. Deze apparaten worden op de computer aan gesloten. De computer en de randapparatuur noem je hardware of een computerconfiguratie. Randapparaten zijn (zie Hst Randapparatuur): -systeemkast(hierin zit de harde schijf en nog andere dingen.) -het toetsenbord -de muis -beeldscherm -de printer -de disksdrives
De opbouw van een computer: De computer bestaat uit 2 delen: -de centrale verwerkingseenheid (CVE) of processor(het brein van de pc) -Het geheugen
dit is wat je nodig hebt om de computer aan te zetten. Maar je kan er dan nog steeds niks mee doen. Je moet er dingen in opslaan op de harde schijf. Het brein van de computer; de processor: De processor is het brein van de computer. Hij is heel klein; ongeveer een paar centimeters breed en lang. De processor bestaat uit een dun laagje silicium met daarop meer dan 1000 contactpunten. Deze contactpunten zijn met elkaar verbonden. Dit alles is zo klein dat je het met het blote oog niet kan zien. Meestal zit er nog een extra bescherm laagje om de processor heen. Processors heb je in verschillende snelheden: 8086 of 8088: Deze werden in de eerste PC's gebruikt. PC's die zo'n processor hebben worden ook wel XT-Computers genoemd. 80286: Deze is iets sneller dan de 8086. Een computer met zo'n processor wordt een AT-Computer genoemd. Dit is de opvolger van de XT's. 80386: De opvolger van de 80286. Deze is weer wat sneller en maakt het mogelijk om met
meer geheugen te werken. Je hebt ze in twee soorten: 80386DX en 80386SX de eerste is wat sneller dan de tweede. 80486: Dit is niet echt een nieuwe processor, maar een 80386 met wat extra's. Je hebt ze in verschillende soorten: 80486SLC, 80486SX, 80486SX2, 80486DX, 80486DX2, 80486DX4. Van langzaam naar snel. Bij de DX'en zit ook nog een extra processor voor het rekenwerk in (een coprocessor). Randapparatuur: Toetsenbord: Het toetsenbord zorgt ervoor dat als je een letter intikt dat de computer een seintje krijgt doorgegeven dat de letter is ingetikt en dat het op het beeldscherm verschijnt. Het is aangesloten aan de computer door een klein stekkertje. Het toetsen bord bestaat uit verschillende delen: Het grootste deel bestaat uitletters, cijfers en leestekens. dat heet het alfanumerieke deel. Met behulp van de shift-toets en Capslock kan je hoofdletters maken. Rechts van het alfanumerieke deel zit er ook een blok met pijltjes en toetsen. Deze worden gebruikt voor cursor om die over het scherm te laten bewegen. Ook zitten hier de toetsen insert en delete daarmee haal je tekens weg of voeg je tekens tussen de tekst. Helemaal rechts van het toetsen bord zitten de cijfertoetsen, er zijn ook wel cijfertoetsen in het alfanumerieke deel van het toetsen bord maar als je heel veel cijfers achterelkaar moet tikken dan gaat het hiermee veel sneller. Dit wordt het numerieke deel genoemd van het toetsenbord. Helemaal bovenaan het toetsenbord zie je een rijtje met F1, F2 enz. t/m F12. Dat zijn de functie toetsen. Die zijn er standaard om de computer een bepaalde opdracht te geven. De toetsen Shift, Alt, Ctrl gebruik je in combinatie met andere toetsen. De shift-toets gebruik je om hoofdletters te maken en de Alt- en Ctrl-Toets hebben een bepaalde functie in een programma. De backspace toets gebruik je om een teken voor de cursor(knipperde streep) te wissen. De enter-toets gebruik je om de cursor aan het begin van de volgende regel te zetten of om programma's af te sluiten. De escape-toets is een ontsnappingstoets hiermee kun je een programma of bepaalde opdracht onderbreken. Monitor: Het wordt ook wel beeldscherm genoemd. Dit is het bekendste uitvoer apparaat. Hiermee verschijnt alle opdrachten die je de computer geeft meteen op het scherm. Bijvoorbeeld als je een letter intikt verschijnt deze meteen op het scherm. Als je een monitor wilt besturen is een video-kaart of grafische-kaart nodig. Dit is een schakeling dat het besturen van een beeldscherm verzorgt. Hoe snel het gaat ligt aan de kaarten en de computer zelf. Ook het aantal kleuren dat het beeldscherm weergeeft is afhankelijk van de kaarten.
De muis: De muis is een klein apparaatje waarmee je een pijltje over het beeldscherm beweegt. Het is heel handig, eigenlijk kan je met het toetsen bord ook alle dingen doen die de muis ook kan maar het is een handige manier waarmee je niet veel moeite moet doen om dingen aan te klikken enz. in de muis zit een balletje waarbij hij contact maakt met 2 wieltjes. Die kunnen horizontaal en verticaal bewegen. Bij elk wieltje hoort een sensor die de snelheid en de richting meet. Deze “vertaalt” deze gegevens en stuurt ze naar een cursor op het scherm en zo beweegt de cursor. Een modem: Het woord modem betekend: MOdulator-DEModulator. Met een modem kun je twee computers met elkaar verbinden via de telefoonlijn. Je kunt dan naar programma’s gaan via de telefoonlijn. Een computer werkt met binaire getallen (enen en nullen). De modem zet deze getallen om in geluidssignalen. Dit heet moduleren. De geluidssignalen gaan dan via de telefoonkabel naar de andere computer (met modem.). De modem in die computer zet de gegevens weer om in normale getallen. De computer aan de andere kant kan ze dan weer gewoon gebruiken. Om een modem te besturen is een programma nodig, zo'n programma noemen we een communicatieprogramma. De snelheid waarmee gegevens worden verzonden geven we aan in bps: Bits per seconde. De normale snelheid is ongeveer 14400 bps, maar je hebt ze ook van 28800 bps. Een bit is een nul of een 1, acht bits is een letter/cijfer. De printer: De printer is een apparaat waarmee dingen die we maken (zoals bijvoorbeeld een verslag) gaat uitprinten. Dus de computer geeft een bepaalde programma een opdracht om iets af te drukken. Er zijn verschillende soorten printers: De matrixprinter: Hierbij worden de letters uitgeprint door hele kleine stipjes die zo dicht bij elkaar zitten dat je het niet kan zien. De puntjes worden met kleine naaldjes op het papier gedrukt. De naaldjes worden naar buiten geschoten door middel van een magneetje. De naaldjes komen dan op een inktlint. Dat veroorzaakt het puntje. Een inkjetprinter: Een inkjetprinter heeft een printerkop met kleine gaatjes erin. Door de gaatjes wordt, als de kop langs het papier beweegt, inkt gespoten. Deze inkt komt dan op het papier. Laserprinter: Hierbij worden letters met een laser op het papier gestraald. Het ram en rom geheugen: ROM: Het ROM geheugen is een klein deeltje van het interne geheugen. ROM betekent Read Only Memory. Het rom geheugen kun je dus alleen lezen. De fabrikant heeft de gegevens al in het ROM geheugen gezet, toen de computer gemaakt werd. Je kunt ze niet veranderen of verwijderen. Het ROM geheugen regelt dat de computer ( het eerste stuk) goed opstart. RAM: Het RAM geheugen is het grootste deel van het interne gedeelte van het geheugen. RAM betekent Random Access Memory, dit is het "willekeurig toegankelijk geheugen". Je kunt er gegevens in zetten, bewerken, kopiëren en veranderen. Er is een nadeel aan het RAM geheugen: Als je de computer uit zet wist het zichzelf. Alles wat je op het toetsenbord intikt komt in het RAM geheugen terecht maar ook "delen" van programma's die hebt geladen. De harde schijf: Een harde schijf is een klein kastje waarin een paar ijzeren schijven zitten. Op die schijven zit een magnetische laag waarin dingen opgeslagen kunnen worden. Deze laag noemen we ook tracks of sporen. Een track is ongeveer1/1000 mm lang en bestaat uit magnetische deeltjes. Elk deeltje kan in 2 standen staan een 1 of een 0. Als de computer aan staat draait de harde schijf met regelmatige snelheid rond. Dit zijn enkele duizenden draaien per minuut. De informatie wordt leesbaar omgezet. Dingen worden naar de harde schijf gestuurd en andersom. Dat gebeurd voortdurend. Een harde schijf heeft 2 koppen; een aan de bovenkant en aan de onderkant. Er kunnen dus 6 sporen tegelijkertijd worden gelezen. Men noemt dit een cilinder, omdat ze boven elkaar liggen. Het aantal cilinders komt dus overeen met het aantal sporen per schijf. Als de harde schijf een schok krijgt kan de kop het oppervlak raken van de schijf, hierdoor kan er informatie verloren gaan. Bij de meeste nieuwe schijven is er een soort klok ingebouwd, die als de harde schijf minder dan 2 sec. niet gebruikt wordt de kop op een veilige plaats zet.
Het internet: Internet is niet ontstaan in de laatste vijf jaar zoals veel mensen denken, internet werd juist steeds populairder dankzij het World Wide Web. Het ontstaan van het internet begon rond de jaren vijftig in Amerika. Het Amerikaanse Ministerie van Defensie en een aantal universiteiten maakten gebruik van goede computers. Al snel ontstond de behoefte om gegevens tussen deze verschillende computers te kunnen uitwisselen. Maar dat uitwisselen moest wel heel betrouwbaar en veilig gebeuren. Vooral de betrouwbaarheid moest serieus genomen worden. Het uitwisselen van de gegevens verliep via de telefoonlijn en die kon makkelijk worden gesaboteerd. De oplossing die daarvoor werd gevonden was in principe erg simpel. De computers werden op meerdere manieren met elkaar verbonden zodat er verschillende wegen tussen de computers waren. Wanneer er een verbinding niet werkte had men nog een andere verbinding en zo ontstond het eerste netwerk, genaamd ARPAnet. Waarvoor gebruiken mensen internet? Het internet is heel handig. Men gebruikt het om dingen op te zoeken bijvoorbeeld. Het internet is een heel groot bibliotheek met heel veel informatie. Maar je kan er ook andere dingen mee doen, bijvoorbeeld: Chatten: Dat is online met iemand kletsen. e-mailen: Hierbij kan je als het ware brieven sturen. Alleen is het gratis en komt het veel sneller aan. En je kan nog heel veel meer.

REACTIES

H.

H.

Goed maar er zitten spel fouten volgende keer beter controleren!

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.