Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Broeikaseffect

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 3648 woorden
  • 3 mei 2000
  • 225 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
225 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding In deze praktische opdracht gaan wij het hebben over het broeikaseffect. Het broeikaseffect is een probleem dat vooral in de tijd waarin we nu leven een grote rol speelt. Het probleem kent nog geen oplossing die ook waar gemaakt kan worden. Het probleem heeft kleine oplossingen die niet allemaal na te volgen zijn. In deze praktische opdracht gaan wij het hebben over: - Wat is het broeikaseffect? - De oorzaken van het broeikaseffect. - De gevolgen van het broeikaseffect. - Een oplossingen voor het probleem. Wat is het broeikaseffect? In de jaren ’50 maakte niemand zich zorgen over het broeikaseffect. Onderzoekers wisten al lang van de problemen die het met zich mee zou brengen, maar man maakte het toen niet openbaar omdat men dacht dat het niet met zo’n vaart zou lopen. Het principe van het broeikaseffect werd al aan het begin van de vorige eeuw door de Fransman Jean Bapiste-Joseph Fourier naar voren gebracht. Deze wiskundige besefte dat de atmosfeer ons warm houdt. Wanneer onze aardbol deze laag niet zou bezitten dan zou de gemiddelde temperatuur ongeveer 17 graden onder het vriespunt liggen. Fourier vergeleek de atmosfeer met een broeikas, met andere woorden: de lucht zelf veroorzaakt het broeikaseffect. Enkele tientallen jaren later zocht de Britse scheikundige John Tyndall uit welke gassen in de atmosfeer het meest aan het broeikaseffect bijdragen. Aan het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw ontdekte hij dat stikstof en zuurstof geen invloed van betekenis hebben. Dat wil zeggen dat 99% van de atmosfeer vrijwel geen broeikaseffect veroorzaakt. Drie andere gassen kwamen wel in aanmerking: waterdamp, koolstofdioxide en ozon. Wanneer water verdampt ontstaat er een onzichtbaar gas: waterdamp. Omdat onze planneet voor meer dan de helft uit water bestaat is er dus ook zeer veel waterdamp in de atmosfeer. Koolstofdioxide, ook wel kooldioxide genoemd, is kleurloos, niet giftig gas met een prikkelende geur en smaak, dat ontstaat wanneer koolstof met overmatig gebruik van zuurstof verbrand wordt. Koolstof zit opgeslagen in hout en in fossiele brandstoffen. Door de verbranding van deze producten ontstaat kooldioxide. Ozon is een onder invloed van elektrische ladingen veranderde de vorm van zuurstof, dat een onaangename geur verspreidt en in hoge concentraties gevaarlijk is voor de gezondheid. In de atmosfeer wordt ozon vooral aangetroffen in de ozonsfeer op een hoogte die ligt tussen 15 en35 kilometer. Nabij het oppervlak komt het voor als luchtverontreiniging product. Deze drie gassen hebben een ding dat de moleculen van stikstof en zuurstof, de gassen die vrijwel niet het broeikaseffectbijdragen, niet hebben: ze hebben een derde atoom. Een stikstofmolecuul N-N en een zuurstof molecuul O-O: het zijn doubletten (twee atomen aanwezig). De meest voorkomende broeikasgassen zijn tripletten: ze hebben een derde atoom: Water is H-H-O (H2O) en ozon is O-O-O (O3), ozon is een afwijkende en zeer onstabiele vorm van zuurstof. Kooldioxyde is O-O-O (CO2).
Het principe van het broeikaseffect Zonne-energie bereikt de aarde voor een groot deel in de vorm van zichtbaar licht. Het bestaat dan uit kortgolvige straling. Als dit licht de aarde bereikt wordt het omgezet in warmte-energie. Deze warmtestraling noemt men ook wel infrarode straling. Deze straling heeft een golflengte die groter is dan dat van zichtbaar rood, waardoor zij net buiten het kleurengebied ligt, waarvoor het menselijk oog gevoelig is. Wij kunnen deze straling wel voelen (de mens straalt zelf ook infrarode straling uit) in de vorm van warmt. De aarde straalt de infrarode straling dag en nacht in alle richtingen uit. Als kortgolvige straling door de zon naar de aarde gestuurd wordt, doordringt het de atmosfeer even gemakkelijk als licht door een glazen ruit valt. Deze straling wordt door de aarde omgezet in langgolvige straling (infrarode straling). Deze langgolvige straling wordt juist door de gasmoleculen met drie atomen niet zo gemakkelijk doorgelaten. De gasmoleculen nemen de warmtestraling tijdelijk op. Later wordt deze energie opnieuw in alle richtingen uitgestraald, en dus ook weer richting aarde. Een deel van de zonne-energie blijft daarom gevangen in de onderste tien kilometer van de atmosfeer. Deze laag noemt men de troposfeer. Voor het broeikaseffect is de aanwezigheid van kooldioxide (CO2) doorslaggevend. Koolstofdioxide komt in betrekkelijk hoge concentraties voor in de atmosfeer en het heeft een molekuul structuur die warmte goed absorbeert en weer in alle richtingen uitstraalt. De andere broeikasgassen leveren ook een bijdragen maar komen in veel kleinere hoeveelheden voor. De concentraties van de gassen hangt af van de hoeveelheden scheikundige processen op aarde. Kooldioxide komt vrij bij verbranding van koolstof. Deze stof zit voornamelijk opgeslagen in hout, plantenresten en fossiele brandstoffen. Ook de mens produceert weer kooldioxide door adem te halen. Omgekeerd wordt CO2 weer door planten en algen opgenomen. De bijdrage die planten leveren aan de hoeveelheid koolstof wordt gevormd door het vergaan van de plant (fossiliseren). Het materiaal komt voor zeer lange tijd in de aardbodem en inde oceanen (via algen) terecht. De laatste eeuw is de bijdrage van de mens ook steeds belangrijker geworden. De industrie draait op fossiele brandstoffen en het gebruik van het autoverkeer neemt steeds meer toe. El Nino en het broeikaseffect Veel mensen vragen zich af wat het verband is tussen El Nino en het broeikaseffect, dat ten slotte ook een opwarming van de aarde geeft. De opwarming van de oceaan in een El Nino heeft echter niets met het broeikaseffect te maken, maar wordt door het wegvallen van de passaatwinden veroorzaakt. Wel zou een opwarming van de aarde door de toename van CO2 en de andere broeikasgassen in de atmosfeer de eigenschappen van El Nino kunnen veranderen: heviger, vaker of juist minder. Hiervoor zijn echter tot nu toe geen aanwijzingen gevonden. Door El Nino ontstaan, zoals dit jaar in Indonesië, bosbranden, hierbij komt heel veel CO2 vrij. Dit is weer slecht voor de ozon laag en dus is er een overeenkomst tussen El Nino en het broeikaseffect. Effecten tot nu toe Een maat voor hevigheid van El Nino is de SOI index; dit is het verschil in luchtdruk tussen Darwin (Australië) en Tahiti. Bij een El Nino is dit lager dan anders. Deze luchtdrukken worden al vanaf 1866 gemeten, en we kunnen dus van de laatste 130 jaar zien hoe vaak en hevig de El Nino’s waren. Er zijn de laatste jaren wel neerwaartse pieken, bij 1982/1983 en 1997 is dit duidelijk te zien. Ook in 1941, 1905, 1897 en 1889 zijn er hevige El Nino’s geweest. De verschillen in hevigheid zijn groot: de jaren twintig en dertig waren zeer rustig, terwijl de jaren tachtig van de achttiende en negentiende eeuw zeer veel grote schommelingen vertonen. Een toename van de intensiteit door de toename van CO2 van de laatste dertig jaar blijkt zo op het oog niet uit deze reeks. De oorzaken van het broeikaseffect. De energievoorziening De voornaamste oorzaak voor het ontstaan van het versterkte broeikaseffect is de steeds stijgende behoefte aan energie. De geïndustrialiseerde landen zijn verantwoordelijk voor meer dan driekwart van het energieverbruik. 90% van deze energie wordt geleverd door fossiele brandstoffen. Elektriciteitscentrales, industriële productieprocessen en verwarming van huizen en gebouwen zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de steeds toenemende uitstoot van broeikasgassen. Het verkeer Het alsmaar groeiende aantal files is een probleem dat steeds ernstiger vormen aanneemt. Bumper aan bumper rijden auto’ s en vrachtwagens bijna dagelijks in kilometerslange file’ s over de wegen. Per dag vindt er door deze mobiliteit een uistoot van lood plaats in Amerika, West- Europa en Japan dat een gewicht heeft van 400 miljoen auto’ s samen. De uitlaatgassen van de auto’ s zijn de volgende: koolmonoxide, kooldioxide, zwaveldioxide en stikstofoxide. Op het moment dat de zon gaat schijnen vormt een mengeling van de genoemde schadelijke stoffen uit stikstofoxide en koolwaterstoffen ozon. Door deze reactie stijgt de hoeveelheid ozon aan de grond waardoor de temperatuur met enige graden zal stijgen in de onderste luchtlagen.
De ontbossing Bosbranden veroorzaken in tropische regenwouden de uitstoot van miljoenen tonnen CO2. Hierbij komt nog de kap van bomen voor allerlei doeleinden, vaak consumptief gebruik. Hele bossen veranderen in kale vlakten die vatbaar zijn overstromingen, verrotting en uitdroging. Dit gebeurt terwijl bomen in tropische regenwouden de grootste gebruikers zijn van CO2. Ze nemen CO2 op en zetten dat om in zuurstof. Op het moment dat de ontbossing zich door zal zetten in de toekomst de aarde te kampen zal krijgen met het volgende probleem: de CO2 zal niet meer uit de atmosfeer worden verwijderd doordat de bomen verdwenen zijn. Het kappen van het tropische regenwoud zal er waarschijnlijk voor zorgen dat één van de grootste eigendommen van de aarde zullen verdwijnen. In de “groene longen van de aarde” woont meer dan de helft van alle planten en dieren leven op deze aarde. Dit is momenteel nog het geval, onderzoekers beweren echter dat in het huidige tempo van ontbossing de tropische regenwouden binnen 25 jaar geheel verdwenen zullen zijn. Het energieverbruik op aarde Het verbruik van fossiele brandstoffen speelt bij het broeikaseffect een belangrijke rol. Wanneer men het over de gehele wereld bekijkt ziet men dat ongeveer 75% van de klimaatsverandering er door veroorzaakt wordt. Belangrijkste element is de uitstoot van CO2. Dit element is de veroorzaker van 50% van het broeikaseffect. Het verbruik van fossiele brandstoffen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen en die groei zal zich voorlopig doorzetten. In Derde Wereld landen ligt het verbruik momenteel per hoofd van de bevolking lager dan in de ontwikkelde, vaak Westerse landen. Door een sterke stijging van de bevolking aldaar zal ook daar het verbruik sterk gaan stijgen. Wanneer we de situatie in Nederland bekijken zien we dat de verbruikte hoeveelheid per jaar aan fossiele brandstoffen gelijk is aan 60 miljard ton olie. Door de industrie wordt daarvan 25% als energie als energie en 15% als grondstof gebruikt. In totaal is dat 40% op jaarbasis. Voor het vervoer is 15% vereist en het huishouden verbruikt per jaar zo’ n 25%. Tot slot is er nog een verbruik van 20% door de dienstensector. In welvarende landen, waaronder Nederland, worden enorme hoeveelheden energie verspild. De mogelijkheden voor energiebesparing zijn aanwezig maar worden zelden op grote schaal toegepast. In het voorgaande gedeelte zijn enkele van de volgende onderdelen al genoemd. Echter hieronder zal alles duidelijk worden toegelicht. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van het broeikaseffect. Fossiele brandstof Dit zijn brandstoffen van organische oorsprong: aardolie, aardgas, turf, steenkool en bruinkool. Zij zijn voornamelijk opgebouwd uit atomen van de elementen koolstof en waterstof (koolwaterstoffen). Deze stoffen reageren bij een bepaalde temperatuur, de ontbrandingstemperatuur (rond 500°C) met zuurstof uit de lucht, waarbij veel warmte vrijkomt. Kooldioxide Dit is een verbinding met formule CO2. Oxydatieprodukt van koolstofverbindingen; komt o.a. voor in door mens en dier uitgeademde lucht. Wordt door planten opgenomen en door fotosynthese omgezet in koolstofverbindingen. Gehalte in atmosfeer ca. 0,032 vol %; totale massa 23×1011 ton en, gebonden, in nog veel grotere hoeveelheden in oceanen en sedimenten. In principe bestaat er een kooldioxidekringloop, waarbij het gehalte in de dampkring constant blijft. Door de (overmatige) verbranding van fossiele brandstoffen als olie en steenkool neemt dit gehalte echter toe, waardoor er een stijging van temperatuur kan optreden: broeikaseffect. Kooldioxide werkt prikkelend op het ademhalingscentrum. Meer dan 8% in de lucht leidt tot bewusteloosheid en dood. Kooldioxide speelt in het lichaam ook een belangrijke rol bij de handhaving van een constant intern milieu, doordat het voor kan komen als bicarbonaat (HCO3)-, dat gebruikt kan worden om de zuurgraad (pH) constant te houden. Chloorkoolwaterstoffen Groep verbindingen die voornamelijk bestaan uit koolstof, waterstof en chloor. Chloorkoolwaterstoffen worden o.a. gebruikt als oplosmiddel (tetra, tri), als bestrijdingsmiddel (DDT, lindaan), als drijfgas (CFK's) en koel- en isolatievloeistof (PCB's). Een groot aantal van deze stoffen zijn kankerverwekkend of giftig en zeer moeilijk of niet afbreekbaar. Daardoor hopen zij zich in organismen of in de atmosfeer op, hetgeen zeer ernstige gevolgen heeft voor het milieu en zijn bewoners.
De gevolgen van het broeikaseffect De natuur in het nauw IJsberen en pinguïns leven niet voor niets in de poolgebieden en olifanten in de tropen. Naaldwouden kunnen goed groeien op hogere breedten terwijl regenwouden de tropen meer prefereren. Het is allemaal geen willekeur. De planten en dieren (flora en fauna) zijn aangepast aan de natuurlijke leefomgeving en zijn zeer gevoelig voor welke soort veranderingen dan ook. Dit houdt in dat alle leven een bepaalde stabiliteit nodig heeft. Het broeikaseffect kan deze stabiliteit zeer ernstig aantasten. Door één graad bij de bestaande temperatuurverdeling op te tellen verschuiven de klimaatzones zo’n 100 tot 150 kilometer in de richting van de dichtstbijzijnde pool. In de prehistorie deed het klimaat er zeker tienduizenden jaren over om warmer respectievelijk kouder te worden. Door het broeikaseffect kan in periode van minder dan twee eeuwen een opwarming van 5ºC hebben plaatsgevonden. Verschillende gecompliceerde computermodellen geven momenteel aan dat door de toename van de CO2- gassen uitstoot de aarde in de afgelopen honderd jaar ongeveer 0.5ºC warmer geworden moet zijn. Deze uitkomst komt overeen met de waargenomen temperatuurstijging en geeft problemen voor leven op aarde in de flora en fauna dat zich niet zo snel kan aanpassen. Niet alleen bomen en planten zullen moeten verhuizen om een klimaatverandering te overleven. Ook de dieren zullen mee moeten trekken, omdat zij voor hun voedselvoorzienig afhankelijk zijn van de bomen en planten. (vegetatie). Sommige organismen, waaronder veel insecten, zullen gaan bloeien (floreren) op het moment dat het klimaat warmer wordt. Dit kan tot ernstige problemen leiden doordat juist insecten een grote bijdrage leveren aan de verspreiding van plagen en ziekten. Voor de voedselvoorziening van de alsmaar groeiende wereldbevolking kan dit tot grote voedselproblematiek leiden. De klimaatmodellen voorspellen onder meer dat bij een verdubbeling van het CO2- gehalte er een temperatuurstijging van 1.5 tot 4.5ºC zal plaatsvinden. Tevens zal er een toenamen van de neerslag zijn van 7 tot 15% en een zeespiegelstijging van 10 tot 100 cm. De verdubbeling van het CO2- gehalte wordt ongeveer halverwege deze eeuw verwacht rond het jaar 2050, onver 50 jaar dus. Deze verdubbeling kan enkel en alleen worden voorkomen door een drastische verlaging van de CO2- uitstoot. Om dit te bereiken zullen er grote inspanningen geleverd moeten worden omdat andere bronnen van energie nog in de kinderschoenen staan en daardoor impopulair en zeer kostbaar zijn. Volgende punt is dat de ontwikkelingslanden aangewezen zijn op de industrialisatie. Dat het klimaat gaat veranderen is een nagenoeg vaststaand feit. Het is echter nog onzeker in welke mate en tot hoever. Iedereen heeft er zo zijn eigen ideeën over. De veranderingen die men wereldwijd kan verwachten zijn geografisch nogal gespreid. In bepaalde streken zal de temperatuur stijgen terwijl dat in andere streken absoluut niet het geval hoeft te zijn. In continenten op de middelbare breedtes zal het waarschijnlijk droger worden. In West-Europa zal de kans op extreme gebeurtenissen en stormdepressies toenemen. Ook het onderscheid dat er momenteel tussen de seizoenen bestaat zal veranderen of vervagen. Het zal minder gaan vriezen, sneeuw zal sneller smelten en er zal meer verdamping plaatsvinden. Hierdoor zal de kringloop van het water zich versnellen. Vooral in de Derde Wereld kunnen stijgende en/ of dalende temperaturen voor nog grotere droogten en overstromingen zorgen. Een aantal jaren geleden werd er in het algemeen eerst gedacht aan de directe gevolgen van de klimaatverandering en zeespiegelstijging. Dit waren dan vooral de effecten voor landbouwgewassen, bossen, overstromingen, zoutwater-indringingen, drinkwatervoorziening en de verspreiding van infectieziekten. Ondanks alle commotie rond het broeikaseffect is er betrekkelijk weinig onderzoek gedaan naar de economische en sociale gevolgen. Er is veel bekend over bijvoorbeeld de reactie van landbouwgewassen. Daarentegen is er weinig bekend over de voedselvoorziening en de houtproductie in de wereld en de energievoorziening in de Derde Wereld. Vooral de Derde Wereld kent een ongekend hoog risico vanwege de zeer snelle groei van de bevolking. Uitputting van landbouwgronden en watervoorraden kunnen behalve politieke problemen ook vluchtelingenproblemen veroorzaken. Uitputting van bepaalde natuurlijke hulpbronnen kan de basis zijn voor grote internationale politieke en sociale gevolgen. Uit de overlevering is bekend dat het Noord-Atlantisch gebied tijdens de Middeleeuwen ongeveer een graad warmer is geworden. Door deze verandering was er de mogelijkheid om tarwe te verbouwen tot in Noorwegen en IJsland. Toen de temperatuur echter tijdens een kleine ijstijd (1550- 1850) twee graden daalde moesten de landbouwgebieden worden opgeheven. De grote vraag is daarom ook: zal een klimaatsverandering ten gevolge van het broeikaseffect zorgen voor problemen in de voedselproductie? Om te beginnen kan een belangrijke oorzaak van het broeikaseffect, de onnatuurlijk hoge concentratie koolstofdioxide, in theorie direct invloed uitoefenen op de voedselproductie in de wereld. Koolstofdioxide is van levensbelang voor planten. In laboratoria is wetenschappelijk aangetoond dat gewassen in hun groei bevorderd worden door een hoge CO2- concentratie. Hierbij doet zich echter één groot probleem voor. Er bestaan aanwijzingen dat het proteïnegehalte van de intensiever groeiende gewassen niet noemenswaardig stijgt. Hierdoor zal de voedingswaarde per kilo gewas afnemen. Wanneer deze hoeveelheid niet toeneemt heeft een plant ook niets aan de koolstofdioxide. Onderzoek naar de effecten hiervan staat nog in de kinderschoenen. De zeespiegelstijging Naar schatting leeft ongeveer een half miljard mensen in gebieden die maar net boven of onder de zeespiegel liggen. Grote bevolkingsdichtheden op deze plaatsen zijn geen toeval. Rivierdelta’ s en kustgebieden zijn vaak erg vruchtbaar. Enkele grote wereldsteden als New York, Londen en Tokyo liggen in die gebieden. De voorspelde zeespiegelstijging halverwege deze eeuw, zo rond 2050, zal een directe bedreiging vormen voor 10% van de wereldbevolking. Ook in gebieden die niet direct overstromen of door overstromingen worde bedreigd zal een zeespiegelstijging voor de nodige problemen zorgen. Bijvoorbeeld het opkomen van het brakke water waardoor zoetwatervoorraden gevaar lopen met als direct gevolg een tekort aan drinkwater. Veranderingen in Nederland De toename van het CO2- gehalte kan voor Nederland een lichte verbetering van de landbouwproductiviteit kunnen veroorzaken. Er zouden nieuwe producten verbouwd kunnen worden in een meer mediterraan klimaat. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan wijnbouw. De grootste zorg voor de Nederlandse overheid zal echter liggen bij de kustbeveiliging. De kans op een overstroming zal verschuiven van één maal in de 10 000 jaar naar één maal in de 3500 jaar. Nederland zal één van de weinige landen zijn die iets aan de negatieve effecten van het broeikaseffect kan doen omdat het de beschikking heeft over voldoende liquide middelen. Men moet dan denken aan vooral technologische aanpassingen. De oplossingen voor het broeikasprobleem Volgens veel deskundige die zich bezig houden met het broeikaseffect is het probleem al te ver gevorderd om er een goede en duidelijke oplossing voor te maken en uit te voeren. Wat er nog wel gedaan kan worden om er voor te zorgen dat er zo min mogelijk aantasting aan de ozon laag plaats vindt, is op verschillende manieren verbeteren van onze manier van leven. Alternatieve energiebronnen: Om de strijd tegen het broeikaseffect te kunnen winnen moeten we andere energiebronnen, die minder of helemaal geen broeikasgassen uitstoten, aanboren. Bovendien is de voorraad fossiele brandstoffen niet oneindig, dus op den duur moeten er toch andere bronnen gezocht worden. - Waterkracht:In de praktijk blijkt dit de belangrijkste duurzame energiebron te zijn. Waterkracht voorziet voor ongeveer 6% aan de wereldwijde elektriciteitsvraag. De prijs is doorgaans ook veel lager dan bij andere energiebronnen. - Windenergie: Deze energiebron kan ook als alternatief dienen. De moderne stoomopwekkende windturbines hebben een zeer snelle ontwikkeling doorgemaakt. Tot nu toe zijn windturbines nog eenderde te duur om te kunnen concurreren met de kolencentrales. Technische ontwikkelingen in de toekomst moeten de prijs kunnen drukken. - Zonne-energie: Zonne-energie is vijf tot tien keer zo geconcentreerd als windenergie. De bron is uiteraard zeer goed toepasbaar in de tropen, maar ook op de hogere breedten mag het niet onderschat worden. - Kernenergie: Bij kernenergie komt geen kooldioxide vrij. Het tempo waarin kerncentrales de plaats kunnen innemen van fossiele brandstofcentrales is echter te laag om de CO2-uitstoot doeltreffend te kunnen beperken. Voorbereiding en bouw van een kerncentrales duurt ongeveer vijf jaar. Aan kernenergie zitten ook grote risico’s verbonden. Sinds de ramp in Tsjernobyl is de bouw van nieuwe kerncentrales in vrijwel de hele wereld tot stilstand gekomen.
CFK Afgesproken is dat de Cfk’s wereldwijd zullen worden verboden, met ingang van 1996 zijn productie en gebruik van deze ozon aantasters in industrielanden verboden, ontwikkelingslanden hebben hierbij tien jaar uitstel gekregen. De industrie heeft haar hoop nu gevestigd op de zogenaamde ‘zachte’ Cfk’s ofwel HCFK’s, maar ook die zachte Cfk’s breken de ozonlaag af, alleen wat trager. Over de hele wereld wordt de ozonlaag aangetast, elk jaar wordt het weer een stuk dunner. Boven Antarctica is de afbraak zo groot dat we van een echt ‘gat in de ozonlaag ’ spreken. En dan te bedenken dat het ergste ons nog te wachten staat, want heel veel Cfk’s zijn nog onderweg naar de ozonlaag. Conclusie Conclusie met betrekking tot deze praktische opdracht: Willen wij nog lang en gelukkig blijven leven, zoals ze in de sprookjes zeggen, dan moeten wij er wel voor zorgen dat we de stoffen die de ozonlaag aantasten zo veel mogelijk in dammen. Zonder ozonlaag houden wij ook niet veel meer over dan zouden we grote maatregelen moeten nemen terwijl we die toen (nu dus) ook hadden kunnen (en moeten) nemen. Voor een gezond leven op aarde moet die ene ozonlaag in tact blijven. Wat Greenpeace er nu tegen doet is al een groot deel van wat er moet gebeuren. Ze hebben alleen nog niet genoeg aandacht, gelden medestanders om een goede weerstand te bieden tegen de schadelijke stoffen. Greenpeace voeren acties uit tegen o.a. bedrijven die de schadelijke stoffen produceren of nodig hebben bij de productie van hun product. Ze doen dit na veel onderzoek van mensen van Greenpeace maar ook na rapporten van geleerden over de bestrijding van het broeikaseffect. Conclusie met betrekking tot het maken van een praktische opdracht in het algemeen: We hebben door het maken van deze praktische opdracht weer een aantal manieren geleerd om informatie op te zoeken en te verwerken. Het is ook goed dat we nu meer weten van het onderwerp en dat we nu ook weten hoe erg we er aan toe zijn met onze planneet Bronvermelding - Internet: zoekmachines Alta vista. Lycos en Ilse. - Anw lesboek, Havo bovenbouw, deel 2, ©1998 Wolters- Noordhoff. - Interactieve encyclopedie, Het Spectrum, © 1997 Spectrum uitgeverij.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.