Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De lotgevallen van de brave soldaat Svejk

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 2666 woorden
  • 2 april 2003
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
17 keer beoordeeld

Inhoud: Inhoud. De eerste wereldoorlog. De schrijver. De brave soldaat Švejk. Citaat. Citaat. Citaat. Citaat. Mijn mening. Vragen. Bronvermelding. De eerste wereldoorlog. De aanleiding tot het uitbreken van de oorlog was de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand, door Servische nationalisten gepleegd te Sarajevo op 28 juni 1914. Oostenrijk-Hongarije stelt een ultimatum aan Servië. Servië verwierp dit met het vertrouwen in de steun van Rusland. Oostenrijk-Hongarije zocht steun van bondgenoten en sloot een bondgenootschap met Duitsland uit angst voor Rusland. Rusland steunde Servië namelijk tegen Oostenrijk-Hongarije. Later zou Italië zich nog bij Oostenrijk-Hongarije en Duitsland voegen en zo de Triple alliantie vormen. Daar tegenover stond de Triple Entente die gevormd werd door: Frankrijk, Rusland en Engeland. De landen waren allen nationalistisch, militaristisch en klaar voor de aanval. Ze achtten zich onoverwinnelijk. Zo begon een maand later de eerste wereldoorlog. Die duurde van 1914 tot 1918. Er werd door meer soldaten, meer volkeren en op meer plaatsen in de wereld gevochten. Tijdens deze oorlog werden nieuwe uitvindingen gedaan waardoor de oorlogvoering veranderde. Zoals de uitvinding van o.a de tank, vliegtuig, onderzeeboot, gifgas, mitrailleur, gloeilamp, radio, telefoon en telegrafie. In de loop van de oorlog deden steeds meer landen mee. Heel belangrijk is de deelname van de VS aan de kant van de Entente in 1917. Dit was het keerpunt in de oorlog. Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en bondgenoten (Centralen) werden verslagen. Er zouden 10 miljoen soldaten sterven op het slagveld. Deze oorlog is de geschiedenis in gegaan als de grote oorlog. In vele landen vind je nog gedenktekens. En er worden nog steeds herdenkingen gehouden. De schrijver. De schrijver Jaroslav Hašek leefde van 1883 tot 1923 in Praag. Hašek was vóór de Eerste Wereldoorlog een randfiguur, een bohémien en een kroegzitter met een flinke dorst. Hij zat meestal zonder vaste baan, ook zonder vaste woonplaats, her en der bij vrienden logerend. Hij was een anarchist, voelde niets voor een ordentelijke maatschappelijke positie en schopte met zijn gedrag en zijn scherpe pen aan tegen het heersende burgerlijke fatsoen en politieke leven. Hij was een populaire figuur, altijd in voor gein en een practical joker. Hašek had bijvoorbeeld uit onvrede met de politiek een schertspartij oprichtte, de ‘Partij voor matige vooruitgang binnen de grenzen van de wet’. Deze partij richtte hij op met zijn goede vriend Josef Lada, die uiteindelijk ook de Švejk-roman illustreerde. Ook nam hij het niet zo nauw met de wetenschap. Voor een serieus dierenblad bedacht hij fantasiebeesten, die hij vervolgens een Latijnse naam meegaf en ‘wetenschappelijk’ beschreef. Zijn neiging tot zwendel bleek eveneens toen hij in een hondenwinkel werkte, die onder het kantoor van het tijdschrift was gevestigd. Daar knoeide hij soms met de stambomen van die dieren of met de dieren zelf door ze te verven of te couperen om ze duurder te verkopen. Net zoals Švejk: “de heer Švejk die jaren geleden uit de militaire dienst was ontslagen omdat een keuringscommissie hem definitief tot idioot had verklaard en die nu leefde van een handeltje in honden – onooglijke mormels van bedenkelijke komaf die hij van valse stambomen voorzag.” Ook met Hašeks loyaliteit was het niet best gesteld. Toen de wereldoorlog was uitgebroken, meldde hij zich tot ieders verrassing als vrijwilliger bij het Oostenrijkse leger, hoewel de meeste Tsjechen de dienst in dit ‘vreemde’ leger probeerden te ontlopen (de Oostenrijkse keuringscommissie betitelde hen daarom als een ‘bende simulanten’). Hij maakte er veel mee dat hij later gebruikte in zijn Švejk-roman. Zo diende hij zelf in het 91ste Infanterieregiment dat aan het oostfront moest vechten. Eenmaal bij het oostfront aangeland liep Hasek echter vrijwel over naar de Russen, de ‘vijand’ van Oostenrijk-Hongarije, maar als Slavisch volk de volle sympathie genietend van vele Tsjechen. En eenmaal bij de Russen sloot hij zich na het uitbreken van de Oktoberrevolutie in 1917 aan bij de Roden en zou hij enige tijd zelfs de functie uitoefenen van ‘rode’ stadscommandant. Als lid van de communistische partij keerde hij in 1920 terug in Praag, waar net een linkse coup mislukt was. Hašek bevond zich in een omstreden en vrij hachelijke positie en verviel daardoor weer in zijn oude, ongeregelde, met drank overgoten levensstijl. In die tijd vatte hij het plan op voor een oorlogsroman, met als hoofdpersonage de soldaat Švejk. Een dubbelportret: Hašek en zijn (anti)held Švejk lijken niet alleen uiterlijk en innerlijk erg op elkaar (ze zijn beiden kogelrond en voorzien van een flinke dorst en honger), ze beleven ook beiden de wildste avonturen op hun vrijwel identieke route naar het oostfront. De uitgave van deel één, met illustraties van Lada, werd al snel een succes en hij schreef verder aan de volgende delen. Er verscheen ook een toneelstuk dat ook een succes werd. Met zijn gezondheid ging het echter steeds slechter en op 3 januari 1923 stierf hij aan een hartverlamming, zonder deel 4 te hebben kunnen voltooien.
De brave soldaat Švejk. Toen in 1914 de oorlog uitbrak zaten de Tsjechen, als gevolg van hun ingelijfd zijn in de dubbelmonarchie, met een ernstig loyaliteitsprobleem. Oostenrijk-Hongarije nam het op tegen de Russen de plek des onheils vormde het oostfront dat zich in Galicië bevond, in Zuidoost-Polen. Het probleem van de Tsjechen was tweeledig: men voelde er al niet veel voor om met de ‘Duitse’ onderdrukker mee te moeten vechten en mogelijk te sterven; maar bovendien moesten de Tsjechen optrekken tegen een Slavisch broedervolk, de Russen. Dit loyaliteitsprobleem was voor de Oostenrijkse regering voldoende reden om de Tsjechen zoveel mogelijk in een apart regiment te plaatsen, het 91ste Infanterieregiment, gestationeerd in de Zuid-Boheemse plaats Budweis, waar zowel Hasek als Švejk na vele omzwervingen zich zou melden. Švejk is de schijnbaar argeloze, altijd vriendelijke soldaat die, door elk bevel letterlijk te nemen en tot in het absurde uit te voeren, het autoritaire gezag en militaristisch gedrag te kijk zet. Hij trekt van stad naar stad en vertelt de ene anekdote na de andere, waarbij steeds het logische eindpunt willens en wetens omzeild wordt. Švejk komt door zijn quasi-domheid steeds dieper in de nesten maar weet steeds opnieuw de dans te ontspringen doordat zijn tegenstanders radeloos worden van zijn quasi-naïeve gedraai. Švejks naam lijkt dan ook niet voor niets op het Duitse ‘Schweig!’. Hij trekt ten strijde tijdens de Wereldoorlog en doet er vrijwel vier dikke boekdelen over om het oostfront te halen. Het is dan ook een flinke afstand: van Praag naar Budweis naar Wenen naar Boedapest en daarna om Oost-Slowakije heen naar Galicië. Švejk is aan het begin van het verhaal even geniaaldom als aan het einde, trekt ook geen lering uit de misverstanden die zijn gedragingen steeds oproepen, maar vervolgt gewoon zijn weg, van A naar B naar C. Hij beleeft op basis van dezelfde oereigenschappen in steeds wisselende omgevingen met steeds andere personages steeds andere avonturen. Citaten. Švejk zit in zijn stamkroeg het Kelkje en raakt aan de praat met Bretschneider die een geheim agent is. Dat weet Švejk niet. Zij zijn de enige gasten in de kroeg en samen met de kastelein hebben ze een gesprek gehad over de moord op Aartshertog Franz Ferdinand die net gepleegd is. Bretschneider probeert Švejk en de kastelein, de heer Palivec, zover te krijgen dat ze iets zeggen waarvoor hij ze kan arresteren. Uiteindelijk lukt hem dat ook. Hij heeft Švejk al gearresteerd en dan brengt hij Palivec op de hoogte: “Bretschneider toonde zijn ‘adelaar’ ook aan de heer Palivec, keek deze aan en vroeg: ‘Bent u getrouwd?’ ‘Ja.’ ‘Kan de vrouw de zaak af als u weg bent?’ ‘Ja.’ ‘Dan is dat dus voor de bakker kastelein,’ sprak Bretschneider opgewekt. ‘Roep de vrouw maar even en draag de zaak aan haar over, dan komen we je vanavond nog halen.’ ‘Trek je d’r niks van aan,’ troostte Švejk hem. ‘Ik hoef alleen maar even mee vanwege hoogverraad.’ ‘Ja, maar wat heb ík gedaan?’ jammerde de heer Palivec. ‘Ik ben juist zo voorzichtig geweest.’ Bretschneider grijnsde even en zei toe triomfantelijk: ‘Omdat je gezegd hebt dat de vliegen op onze keizer schijten. En bij ons willen ze je zoiets over de Keizer wel even inpeperen.’ ” Oostenrijk-Hongarije was een keizerrijk. Er werd streng opgetreden tegen majesteitsschennis, wat ook vaak werd bestempeld als hoogverraad. Je werd voor het minste of geringste opgepakt dus je moest heel erg oppassen met wat je zei. Zeker na de moord op Franz Ferdinand was de geheime staatspolitie erop gebrand om mensen op te pakken wegens majesteitsschennis. En de straffen waren ook niet mis: zo kreeg Palivec maar liefst tien jaar cel voor deze opmerking. Švejk wist zoals gewoonlijk de dans te ontspringen en via het politiebureau en het gekkenhuis kwam hij weer terug in zijn eigen kamertje. Citaat 2: Eerste luitenant Kretschmann is ooggetuige geweest van een aanval op Servische stellingen en vertelt hoe het eraan toeging: “ ‘ja daar stormen ze de loopgraven uit. Over de hele linie van twee kilometer breed kruipen ze over de prikkeldraadversperringen en storten zich op de vijand – handgranaten aan de koppelriem, gasmasker en geweer over de schouder, klaar om te schieten en toe te stoten. Kogels fluiten. Een soldaat die uit de loopgraven is gesprongen valt neer, een tweede valt op de opgeblazen aarden wal, een derde valt al na een paar passen neer, maar de lijven van zijn kameraden stormen voorwaarts onder hoerageroep, voorwaarts, door rook en kruitdamp. De vijand vuurt van alle kanten: uit de loopgraven, uit de granaattrechters. Hij richt zijn machinegeweren nu op ons. Opnieuw vallen soldaten. Eén groep poogt door te stoten naar een vijandelijk machinegeweer. Zij sneuvelen. Maar hun kameraden stormen verder naar voren. Hoera. Er sneuvelt een officier! Het vuren van de infanterie is niet meer te horen. Er zit iets verschrikkelijks in het vet. Weer sneuvelt een heel peloton, en we horen weer de vijandelijke machinegeweren: ratatatata. Daar sneuvelt…’ ” De eerste wereldoorlog was vooral aan het westfront een loopgravenoorlog. Het oostfront was zowel een bewegingsoorlog als een loopgravenoorlog. Dit citaat geeft een goed beeld over de werkelijke gruwelen die de loopgravenoorlog met zich meebracht. De soldaten die naar het front gingen, hadden geen idee dat het zo zou zijn. Velen sneuvelden voor een paar meter grond winst. Švejk is in het boek steeds onderweg naar het front, maar of hij er ooit aankomt is ongewis. De schrijver stierf voor het voor het verhaal af was. Švejk weet dus alleen uit verhalen hoe het daar is. Door zijn avonturen krijgt de lezer wel een idee hoe het leven in het leger toen was. En dat het niet eenvoudig was (gehoorzamen aan je meerdere, behoefte doen op latrines, altijd op reis, letten op wat je zegt, eten regelen enz enz.). Citaat 3: “Švejk zat op een stoel en stookte het vuur in het gietijzeren kacheltje op door stukjes steenkool door het open deurtje naar binnen te gooien. De kachel rookte en verspreidde een smerige stank, maar Švejk vervolgde zijn spelletje zonder te letten op Vanĕk, die Švejk een tijdje opserveerde, het deurtje dichtschopte en hem uitnodigde om op te lazeren. ‘Majoor,’ antwoordde Švejk waardig, ‘ik ben zo vrij u erop te wijzen dat ik aan uw bevel om uit deze kamer of van het hele kampterrein op te lazeren met de beste wil van de wereld geen gehoor kan geven, en wel omdat ik onder hoger bevel sta.’ ” Dit citaat benadrukt hoe Švejk zich vastklampt aan een bevel van hogerop en dat geen enkel bevel van een lagere rang verandering daarin kan brengen. Hij zal eerst het bevel van hogerop ten uitvoer brengen voordat hij gehoor zal geven aan bevelen van een lagere rang. Hiermee drijft de schrijver de spot met de in die periode heersende kadaverdiscipline. Hij doet dat in feite het hele boek door. Dit citaat is daarvan een goed voorbeeld. Soldaat Švejk maakt zich ongrijpbaar door steeds argeloos de hiërarchische regels tot in het uiterste door te voeren. Citaat 4: “Opnieuw passeerde een militaire trein zonder te stoppen het station, volgepropt met een regiment Deutschmeister, die naar het Servische front werden gestuurd. Zij bevonden zich nog geheel in de ban van hun geestdriftige afscheid van Wenen en hadden het hele traject al zonder ophouden lopen brullen.” Aan het begin van de oorlog gingen de meeste soldaten enthousiast naar het front. Dit enthousiasme kwam voort uit vaderlandsliefde dat aangewakkerd was door het nationalisme en militarisme. Men steunde de keizer en men was bereid om voor hem en het vaderland te vechten en te sterven. Men had geen idee wat een oorlog inhield. Naïviteit speelde daarin een grote rol. De pers en de regering probeerden het enthousiasme en de naïviteit vast te houden door propaganda te maken. De snelle ontwikkeling van het algemeen onderwijs in de tweede helft van de 19e eeuw viel samen met een tijdperk van nationalisme. De volkeren van Europa groeiden daardoor op met het idee te worden omringd door vijandig gezinde en eigenlijk minderwaardige buurvolken, een idee waarin men later werd gesterkt door de nationale pers, waarvan de invloed in de tweede helft van de 19e eeuw door het afnemend analfabetisme en de stijgende welvaart sterk groeide. In Oostenrijk-Hongarije leefden veel volkeren (Duitsers, Kroaten, Slovenen, Serven, Hongaren, Roemenen, Bosniërs, Tsjechen, Slowaken en Polen) die allen nationalistische gevoelens hadden dus werd het lastig om ze onder de duim te houden en ze zover te krijgen dat ze voor Oostenrijk-Hongarije gingen vechten, want ze wilden eigenlijk voor hun eigen volk en vaderland strijden. Švejk was zowel enthousiast over de oorlog als naïef. Hij ging naar de keuringscommissie (ondanks dat hij vreselijke last van reuma had) al luidkeels strijdliederen zingend.
Mijn mening. Ik vond het boek geestig geschreven. Het was jammer genoeg zo dik. Er zaten hele leuke stukjes in waar ik smakelijk om heb gelachen. Door de humor vergeet je de ernst van de oorlog bijna. Hoewel er nog genoeg ernstige stukken in staan. De schrijver laat haarscherp zien dat oorlog en kadaverdiscipline tot niks leiden. Want hij maakt het in zijn boek belachelijk. Hij laat Švejk de meest vreemde avonturen beleven en de meest rare dingen zeggen. Die altijd beginnen met: ‘melde gehorsamst’ waarna hij met een onschuldig en vriendelijk gezicht een verhaal begint met vele zijsporen zodat hij iedereen op de kast jaagt. Ik vind het een aanrader als je een humoristisch boek wilt lezen over de eerste wereldoorlog. De citaten die ik heb gekozen geven een goed beeld over de oorlog. En dat het moeilijk te bevatten is hoe het is om een oorlog mee te maken als je het zelf niet hebt meegemaakt. De schrijver weet waarover hij schrijft. Hij spreekt uit eigen ervaring. Vragen. Als ik meer tijd zou hebben dan zou ik meer willen weten over het oostfront, want ik heb nu gezien hoe weinig informatie hierover in het westen te vinden is. In onze geschiedenis boeken en op internet is veel te vinden over het westfront. Mijn verklarende vraag is dan ook: Waarom is in deze tijd van openheid tussen oost en west (Europa) als het over de eerste wereldoorlog gaat zo weinig informatie over het oostfront in het Nederlands? beschrijvende vraag: Ik weet wel wat af van de loopgraven en het leven van een soldaat maar ik wil het echt precies weten: Hoe zag een dag uit het leven van een soldaat in de loopgraven eruit? evaluerende vraag: Ik vraag me af hoe de wereld en vooral Europa eruit zouden zien als de Centralen hadden gewonnen en de VS er zich niet mee bemoeid hadden. Zou er dan een reden zijn geweest voor de tweede wereldoorlog als de Centralen hadden gewonnen? Bronvermelding. Jaroslav Hašek, De lotgevallen van de brave soldaat Švejk, deel 1 In het achterland, Amsterdam 2001, blz 13, 25
Jaroslav Hašek, De lotgevallen van de brave soldaat Švejk, deel 2 Aan het front, Amsterdam 2001, blz 355, 472, 473
Jaroslav Hašek, De lotgevallen van de brave soldaat Švejk, deel 3 een glorieus pak slaag, Amsterdam 2001, blz 559
Jaroslav Hašek, De lotgevallen van de brave soldaat Švejk, nawoord door Kees Mercks, Amsterdam 2001, blz 863-876
Sprekend verleden geschiedenis tweede fase 4vwo gemeenschappelijk deel, blz 92, 93, 105
H. van Galen Last, van Sarajevo tot Hiroshima, Groningen 1971, blz 10-14
Sesam Wereldgeschiedenis, deel 6 twintigste eeuw, Baarn1985, blz 52-88

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.