Literatuurgeschiedenis

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 1550 woorden
  • 25 februari 2003
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 5
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Nederlandse literatuur na de Tweede Wereldoorlog
Wat er veranderde na 1945
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde er zeer veel in de maatschappij. Om hier enkele dingen te noemen: Nederlands-Indië werd (na enkele jaren strijd) zelfstandig: Indonesië. (En over dat onderwerp bestaat een behoorlijk uitgebreide literatuur, zowel fictie als non-fictie). Ons land ontwikkelde zich tot een multi-culturele samenleving, de positie van de vrouw veranderde door de feministische stromingen, studenten- en scholierenprotesten brachten in de late jaren zestig veranderingen in het onderwijs, Europa ging op weg naar eenheid. Ook trad er een algemene ontkerkelijking in ons land in, misschien hangt dit samen met een veel grotere vrijheid op allerlei gebieden, onder meer op het gebied van de seksuele moraal. Al die veranderingen lieten sporen na in de literatuur. Want de literatuur is een afspiegeling van de samenleving. Het individu komt aan het woord
Allereerst zou je kunnen vaststellen dat een opvallend verschil tussen literatuur van voor 1940 en literatuur na die tijd is: na 1945 is er een zich meer richten op het individu. De tijd van bijvoorbeeld de bloei van de streekroman was duidelijk in de jaren rond 1930. In romans en verhalen uit die tijd staat vaak een gemeenschap, een groep centraal. Terwijl juist na 1945 veel meer de gevoelens en de bekentenissen van de eenling centraal staan. Ook vroegere invloeden

Toch kun je uiteraard nog invloeden van voorgaande generaties aanwijzen in de letterkunde van na de Tweede Wereldoorlog - de invloed van bijvoorbeeld Ter Braak en de zijnen, van het tijdschrift ‘Forum' is overduidelijk aanwezig in bijvoorbeeld romans en verhalen van W.F.Hermans. Alle schrijvers indelen is een probleem
Als je de geschiedenis van welke kunstvorm dan ook gaat bestuderen, zul je merken dat het indelen in periodes een van de moeilijkste en meest omstreden zaken is. En dat geldt nog meer voor de periode die vlak achter ons licht. De meeste officiële literatuurgeschiedenissen eindigen dan ook maar met hun indeling halfweg deze eeuw. Toch is de globale indeling die bijvoorbeeld dr. H.Lodewick in zijn literatuurgeschiedenis maakte voor de periode direct na de Tweede Wereldoorlog nog steeds bruikbaar. In grote lijnen volgt deze hieronder: Na 1945 manifesteren zich de volgende verschillende richtingen in onze literatuur
1. Het schoppen tegen tradities en overgeleverde kunstvormen. Voorbeeld: werk van Jan
Jan Wolkers, maar ook van Remco Campert en andere Vijftigers. 2. Het lijden aan existentiële eenzaamheid. Het duidelijkste voorbeeld is waarschijnlijk werk door J.Bernlef. Maar ook: W.F.Hermans en, eerder, Anna Blaman. 3. Er is een zekere mate van engagement (betrokkenheid bij de samenleving). Dus de persoonlijke betrokkenheid bij het wereldgebeuren. Onder meer bij Harry Mulisch, Jos Vandeloo, Ward Ruyslinck. 4.Het op de voorgrond plaatsen van erotiek. Voorbeelden te over: werk door Jan Wolkers, Van het Reve, Anna Blaman. 5. Aandacht voor het schokkende detail. Bijv bij Hugo Raes, Jan Wolkers, L.P.Boon en vele anderen. 6. Accenten op de absurditeit van het leven. In het latere werk van Marnix Gijsen, ook bij Bernlef, Mulisch, Vandeloo en anderen. 7. Een bepaalde vorm van 'zwarte' humor. Te vinden bij H.P. de Boer. Het is ook herkenbaar bij cabaretiers als Freek de Jonge. Heere Heeresma kan hier ook worden genoemd. Nu is het schoolboek (van Lodewick) met deze indeling alweer behoorlijk verouderd. Want aan deze zeer globale indeling zijn voor onze tijd de volgende richtingen toe te voegen: - De toenemende ontkerkelijking en tegelijkertijd de grotere aandacht voor allerlei (al of niet spirituele) leefgemeenschappen. Tessa de Loo geeft in haar roman Meander een beschrijving van een commune uit de tachtiger jaren. - De opkomst van het feminisme. Namen als Hannes Meinkema en Mensje van Keulen kunnen hier worden genoemd. Verder Andreas Burnier. - Emancipatie van allerlei groeperingen binnen de maatschappij. Anna Blaman, en later G.K. van het Reve schrijven vrij openlijk over homo-erotische relaties. Literatuur is de spiegel van wat er in de samenleving gebeurt, dus dat een opsomming van allerlei tendensen hier op haar plaats is, zal duidelijk zijn. Maar aan de andere kant bestaat de literatuur uit individuele uitingen en daarom kleven er bezwaren aan elke vorm van indeling van schrijvers. Intussen kan men ook een indeling maken op grond van het decennium waarin een auteur leefde. Dit is een uitgangspunt dat de meeste schoolboekschrijvers aanhouden. Het ligt voor de hand om dan te spreken van Vijftigers, Zestigers, Zeventigers en Tachtigers. Hierbij moet wel worden bedacht dat de term Vijftigers in dit verband een totaal andere betekenis heeft gekregen dan de andere genoemde aanduidingen. Met de term Vijftigers duidt men namelijk een groep experimentele dichters (als Campert, Lucebert, Kouwenaar) aan, terwijl men met de andere termen minder specifiek een bepaalde groep op het oog heeft. Ook iemand als de dichter Hans Andreus rekenen we tot de vijftigers. Jan Hanlo moet hier eveneens worden genoemd. Duidelijk zal zijn dat elke indeling haar bezwaren heeft en dat de problemen alleen maar groter worden naar mate we de eigen tijd naderen. Globaal overzicht
De tijd van 1945 tot ongeveer 1960. De invloed van de Forumgroep lijkt nog groot te zijn. Al bestaat het blad niet meer en zijn de belangrijkste redacteuren (Ter Braak, Du Perron, Marsman) niet meer onder de levenden, toch wordt een gedicht als Een voetreis naar Rome door Bertus Aafjes als zeer belangrijk beschouwd. Dan ook krijgen de drie dichtbundels van Maria Vasalis (pseudoniem van Maria Leenmans) een grote bekendheid. Maar beide genoemde schrijvers uiten zich in feite nog traditioneel. Steeds meer aandacht is er dan voor de gedichten van Gerrit Achterberg. Al spoedig blijkt dat er twee tendensen zijn die laten zien dat we in een veranderde wereld leven. Allereerst is er de nieuwe romankunst. Een inmiddels klassiek geworden roman uit 1947 laat er een voorbeeld van zien: De Avonden door G.K. van het Reve. En er ontstaat een botsing tussen de oudere garde dichters en de nieuwe groep Vijftigers. De jaren zestig
Bepaald schokkend ervaren Nederlandse lezers het taalgebruik ("schuttingtaal") in het werk van vooral Jan Cremer, Jan Wolkers en iets later Van het Reve. Het is in feite de tijd van de zogenaamde bekentenisliteratuur. Van Jan Wolkers is de uitspraak afkomstig dat de ervaringen uit zijn slechte jeugd een goudmijn zijn geworden voor zijn schrijverschap. Omstreeks 1960 dienen zich in Vlaanderen een aantal auteurs aan die stuk voor stuk indrukwekkend zijn wat hun productie betreft: Hubert Lampo, Johan Daisne, Hugo Claus, Louis Paul Boon, Ward Ruyslinck, Hugo Raes, Jos Vandeloo, Jeroen Brouwers, en later Kristien Hemmerechts. De eerste twee in deze opsomming, Lampo en Daisne worden niet toevallig bijeen gezet: Lampo en Daisne rekenen we beiden tot het magisch realisme. Dat is een (sub)stroming in de literatuur die in romans en verhalen droom en werkelijkheid in elkaar doet overgaan. Het magisch realisme hanteert in de literatuur het begrip archetype: een oeroud, aangeboren idee. Archetypen zijn bijvoorbeeld (bij Lampo) het idee van Atlantis, het dubbelgangersmotief, het beeld van de verlosser der mensheid, de Messias. Bij Daisne het beeld van de dood als van een lange reis. Maar verder zijn de Vlaamse schrijvers die hierboven worden genoemd bijzonder moeilijk in een bepaalde groep of stroming onder te brengen. Je kunt wel vaststellen er eigenlijk buitengewoon veel Vlaamse schrijvers van groot formaat zijn aan te wijzen in deze tijd. De moeilijkheid van een goede indeling te maken geldt ook voor de (Noord-)Nederlandse auteurs: als we bijvoorbeeld de zeventiger jaren het Ik-tijdperk noemen dan zal duidelijk zijn dat er weinig stromingen en groepsvormingen in de literatuur zijn aan te wijzen. De jaren zeventig
Rond 1975 doet zich wel het verschijnsel van het zogenaamde Academisme voor. Maar dat is uiteraard meer een scheldwoord dan een echt literaire term. Er wordt mee bedoeld dat schrijvers als Doeschka Meijsing, Frans Kellendonk en D.A.Kooiman zich schuldig maken zouden aan een te bestudeerde manier van schrijven. Dus te academisch, niet alleen van taal maar vooral in de hele opzet, de compositie. Zo kan men in het boekje Robinson door Doeschka Meijsing een heel gestileerde vorm van beeldspraak vinden: sommige critici vinden de gebruikte metaforen (in dit geval het water, de zee) te gezocht, te opzettelijk. Maarten ’t Hart trekt nu ook zeer de aandacht met zijn vele publicaties. Hij is niet gemakkelijk onder een bepaalde noemer te brengen. Een typische dichter uit deze periode is Ter Balkt. Ook schrijvers als Jules Deelder, Judith Herzberg krijgen aandacht. Heere Heeresma schrijft realistische verhalen. Verder doet zich bij een nadere indeling van schrijvers natuurlijk het probleem voor dat bijvoorbeeld auteurs als Hermans, Wolkers en Mulisch in 1960 publiceerden en in 1990 nog steeds publiceerden en daardoor onmogelijk tot een bepaalde tijdsstroom zijn te rekenen. Zoals steeds zullen latere generaties lijnen kunnen uitzetten zodat ze tot een herwaardering en een heldere indeling komen van schrijvers. Misschien overschatten we nu wel auteurs (bijvoorbeeld Joost Zwagerman) die later van minder belang blijken te zijn en zien we anderen die in wezen belangrijker zijn over het hoofd. De Tweede Wereldoorlog nog steeds een belangrijke bron voor enkele schrijvers. De Tweede Wereldoorlog is een collectieve belevenis geweest waarover tot ver in de jaren negentig boeken geschreven worden. Allereerst kan hier Marga Minco genoemd worden. Daarnaast uiteraard het dagboek van Anne Frank. Verder: Ruyslinck, Friedman, Mulisch, Hermans, Büch, Kooiman, Cremer, Jeroen Brouwers, Abel Herzberg, Wolkers, L.P.Boon. Verder wijdde Hubert Lampo minstens een van zijn romans aan het thema van de Tweede Wereldoorlog: De eerste sneeuw van het jaar.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.