Horatius, Carmen 1.13
Regel 1-4 Vides ut alta stet neve candidum Soracte nec iam sustineant onus silvae laborantes geluque flumina constiterint acuto? Zie jij, hoe de Soracte wit door de diepe sneeuw staat en hoe de lijdende bossen de last niet meer dragen en de rivieren zijn blijven staan door de strenge vorst? Tricolom = iets in 3 delen zeggen: - de Soracte is bedekt in witte sneeuw - de last is zo zwaar dat de bomen haar niet mee dragen kunnen - de rivieren zijn dichtgevroren Regel 5-8 Dissolve frigus ligna super foco large reponens atque benignius deprome quadrimum Sabina, o Thaliarche, merum diota. Verdrijf de kou door houtblokken rijkelijk in de haard te leggen en haal de vierjarige wijn royaler te voorschijn uit de Sabijnse kruiken, Thaliarchus. - Benignius: comparativus van het bijwoord - Thema van de 2e strofe: “Carpe Diem,” pluk de dag - Horatius heeft het over een groot feest, dit wordt aangegeven door de woorden: large (rijkelijk) benignius (royaler) en merum (zuivere wijn, die alleen bij bijzondere gelegenheden gedronken werd) - Horatius heeft twee grote voorbeelden, de Grieken Alcaeus en Sappho, en mengde Griekse en Romeinse elementen in zijn gedichten. Griekse elementen: o Thaliarche (Griekse naam) o Diota (Grieks woord)
Regel 9-12
Permitte divis cetera, qui simul stravere ventos qequore fervido deproeliantes, nec cupressi nec veteres agitantur orni.
Laat het andere aan de goden over, want zodra zij de met elkaar strijdende winden hebben neergelegd op de kolkende zee, worden noch de cypressen noch de oude essen heen en weer gejaagd.
- Stravere: komt van sternere
- Aequore fervido: “het kolkende vlak” à contradictio in terminis
Regel 13-16
Quid sit futurum cras, fuge quarere, et quem fors dierum cumque dabit, lucro adpone, nec dulces amores sperne puer neque tu choreas.
Vermijd te vragen wat er morgen zal zijn, en beschouw iedere afzonderlijke dag die het lot geven zal als winst en versmaad de zoete liefde niet, nu je nog jong bent.
- ‘sit futurum’ coniunctivus praesens, indirecte vraag.
- ‘Puer’ zou ook een vocativus kunnen zijn.
Regel 17-20
Donec virenti canities abest morosa. Nunc et campus et areae lenesque sub noctem susurri composita repetantur hora.
Zolang de sombere grijsheid afwezig is voor jou, terwijl je nog jong bent. Nu moeten op het afgesproken uur de Campus Martius én de pleintjes én het zacht gefluister bij het invallen van de nacht opgezocht worden.
- ‘composita’ = ppp, ablativus enkelvoud vrouwlijk
- campus = Campus Martius, groot veld waarop de soldaten trainden
- repetantur = coniunctivus adhortativus
- Horatius gebruikt de coniunctivus adhortativus en de imperativus voor het aansporende effect. Imperativi:
o Strofe 2
§ Dissolve
§ Deprome
o Strofe 3 § Permitte
o Strofe 4 § Fuge § Adpone § Sperne Regel 21-24 Nunc et latentis proditor intimo gratus puellae risus ab angulo pignusque dereptum lacertis aut digito male pertinaci. Nu moet ook het aangename gelach (dat haar verraad) van een zich schuilhoudend meisje vanuit een verborgen hoekje opgezocht worden, en het onderpand dat weggerukt is van de arm of een nauwelijks tegenstribbelende vinger. - ‘risus proditor’ = gelach dat haar verraad - pignus dereptum = nominativus enkelvoud onzijdig.
Regel 1-4 Vides ut alta stet neve candidum Soracte nec iam sustineant onus silvae laborantes geluque flumina constiterint acuto? Zie jij, hoe de Soracte wit door de diepe sneeuw staat en hoe de lijdende bossen de last niet meer dragen en de rivieren zijn blijven staan door de strenge vorst? Tricolom = iets in 3 delen zeggen: - de Soracte is bedekt in witte sneeuw - de last is zo zwaar dat de bomen haar niet mee dragen kunnen - de rivieren zijn dichtgevroren Regel 5-8 Dissolve frigus ligna super foco large reponens atque benignius deprome quadrimum Sabina, o Thaliarche, merum diota. Verdrijf de kou door houtblokken rijkelijk in de haard te leggen en haal de vierjarige wijn royaler te voorschijn uit de Sabijnse kruiken, Thaliarchus. - Benignius: comparativus van het bijwoord - Thema van de 2e strofe: “Carpe Diem,” pluk de dag - Horatius heeft het over een groot feest, dit wordt aangegeven door de woorden: large (rijkelijk) benignius (royaler) en merum (zuivere wijn, die alleen bij bijzondere gelegenheden gedronken werd) - Horatius heeft twee grote voorbeelden, de Grieken Alcaeus en Sappho, en mengde Griekse en Romeinse elementen in zijn gedichten. Griekse elementen: o Thaliarche (Griekse naam) o Diota (Grieks woord)
o Strofe 3 § Permitte
o Strofe 4 § Fuge § Adpone § Sperne Regel 21-24 Nunc et latentis proditor intimo gratus puellae risus ab angulo pignusque dereptum lacertis aut digito male pertinaci. Nu moet ook het aangename gelach (dat haar verraad) van een zich schuilhoudend meisje vanuit een verborgen hoekje opgezocht worden, en het onderpand dat weggerukt is van de arm of een nauwelijks tegenstribbelende vinger. - ‘risus proditor’ = gelach dat haar verraad - pignus dereptum = nominativus enkelvoud onzijdig.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden