Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Evolutietheorie

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 1936 woorden
  • 12 december 2002
  • 39 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
39 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Evolutietheorie De zeer invloedrijke opvattingen over de wijze waarop het leven op aarde zijn vorm heeft gekregen. De meest aangehangen evolutietheorie is het darwinisme, maar het lamarckianisme staat eveneens in de belangstelling. 1. Bij het darwinisme speelt de harde strijd om het bestaan (struggle for life) de hoofdrol. Planten of dieren die deze strijd het best volhouden (survival of the fittest), kunnen een nageslacht produceren dat dezelfde eigenschappen heeft als zij. Andere organismen die minder goed zijn aangepast aan de eisen die de omgeving stelt, gaan dood, en hun eigenschappen kunnen dus niet doorgegeven worden aan een nageslacht. De natuurlijke selectie bepaalt welke eigenschappen kunnen voortbestaan. Het darwinisme impliceert dat de evolutie een geleidelijk verlopend proces is, waarbij geen grote sprongen worden gemaakt. 2. De evolutietheorie zoals die door Lamarck uiteen is gezet, doet minder mechanisch aan en laat grotere sprongen toe. Dit komt doordat Lamarck er van uitging dat dingen die gedurende het leven zijn geleerd, via de genen aan het nageslacht kunnen worden doorgegeven. Hiervoor ontbreekt echter wetenschappelijk bewijs. In de visie van Lamarck heeft de evolutie een doel en speelt de selectie door de dood niet de allesoverheersende hoofdrol. Darwin, Charles Robert (1809-1882) Engels theoloog en natuuronderzoeker. Bekend geworden als de grondlegger van de evolutieleer. Darwin studeerde aanvankelijk medicijnen en theologie, maar geen van beide richtingen lokte hem erg aan als beroep. Toen de kans zich voordeed om als natuuronderzoeker een reis om de wereld mee te maken, aarzelde hij geen ogenblik. Deze reis met het schip de Beagle zou zijn hele verdere leven bepalen. De publicatie van zijn 'Origin of species' en later, 'The descent of man' deed een storm van verontwaardiging opsteken in kerkelijke kringen. Hoewel zijn opvattingen reeds tijdens zijn leven door verschillende onderzoekers werden verbeterd en aangevuld, is de naam van Darwin onverbrekelijk verbonden gebleven met de evolutieleer. Charles Robert Darwin werd 12 februari 1809 geboren in Shrewsbury, graafschap Shropshire, als zoon van Robert Darwin en Susannah Wedgwood (familie van de aardewerkfabrikanten). Van zijn grootvader Erasmus Darwin, evenals zijn vader een welgesteld plattelandsarts, en zeer geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen binnen de wetenschap, erfde Charles mogelijk zijn grote belangstelling voor de natuur. Na zijn schooltijd stuurde zijn vader hem naar Edinburgh om medicijnen te studeren. Hij voelde echter niets voor het beroep van arts en vulde zijn tijd met het volgen van geologiecolleges en het leren opzetten van vogels en andere dieren. Na een jaar liet hij zich als theologiestudent inschrijven in Cambridge. Hier kwam hij in contact met professor John Stevens Henslow, die behalve theologie ook botanie doceerde en Charles' belangstelling voor de natuurwetenschappen aanmoedigde. Hij raadde hem aan colleges te volgen van Adam Sedgewick, een bekend geoloog, en nam hem regelmatig mee als hij ging botaniseren. Toen Darwin in 1831 zijn theologische graad haalde, had hij dan ook meer van de natuurwetenschappen opgestoken dan van theologie. Het vooruitzicht van een functie als zielszorger op het platteland boeide hem maar matig en toen hij via professor Henslow een uitnodiging kreeg om als onbezoldigd onderzoeker aan boord van de H.M.S. Beagle een wereldreis te maken, greep hij deze kans met beide handen aan. Zo vertrok Darwin naar Londen om zijn opwachting bij de gezagvoerder, kapitein Robert Fitzroy, te maken.
Lamarck, Jean Baptiste de (1744-1829) Frans bioloog. De Lamarck is vooral bekend geworden door zijn evolutietheorie, al is deze later geheel overschaduwd door de theorieën van Darwin. Daarnaast was De Lamarck een groot systematicus, die onder meer als eerste het onderscheid maakte tussen gewervelde en ongewervelde dieren. Veel waardering heeft hij nooit gekregen: tijdens zijn leven hechtte men meer waarde aan de ideeën van Georges Cuvier en na zijn dood bleken de uitgangspunten van zijn evolutietheorie niet te bevestigen. De Lamarck als systematicus Jean Baptiste Pierre Antoine de Monet, chevalier de Lamarck, werd op 1 augustus 1744 geboren in de buurt van Arras (Frankrijk). Als jongeling trok hij naar Parijs, waar hij een studie in de botanie begon. Dit leidde in 1778 tot de publicatie van de 'Flore française', de eerste flora met dichotome tabellen (determinatietabellen, waarbij men steeds slechts uit twee tegengestelde mogelijkheden hoeft te kiezen). In dit werk nam De Lamarck afstand van het kunstmatige systeem van Linnaeus; hij probeerde de planten te rangschikken volgens een natuurlijk systeem, zoals dat door zijn leermeester, Bernard de Jussieu (1699-1777), was ontwikkeld. De flora was jarenlang het meest gebruikte determinatiewerk in Frankrijk en bezorgde De Lamarck een aanstelling aan het Koninklijk Herbarium te Parijs. In deze functie publiceerde hij nog enkele andere belangrijke botanische werken. Hoewel hij van adellijke afkomst was, koos De Lamarck de zijde van de Franse Revolutie, die hij in een aantal functies diende. Hij speelde een belangrijke rol bij de reorganisatie van de Jardin du Roi in de Jardin des Plantes. Door deze reorganisatie was er echter voor de 49-jarige De Lamarck geen leerstoel in de botanie beschikbaar. Daarom moest hij een leerstoel in de kennis der lagere dieren aanvaarden. De Lamarck wierp zich met grote ijver op zijn nieuwe vakgebied en maakte als resultaat daarvan als eerste het onderscheid tussen gewervelde en ongewervelde dieren, een onderscheid dat tegenwoordig als vanzelfsprekend geldt. Vervolgens bracht hij orde in de groep van de ongewervelden. Dit deed hij zo grondig dat de huidige biologen zijn indeling in tien klassen nog steeds in grote lijnen aanvaarden. Om deze prestatie op zijn waarde te schatten moet men bedenken, dat Linnaeus nog slechts twee klassen onderscheidde (insecten en wormen) en dat het rijk der ongewervelde dieren door de toenmalige biologen werd beschouwd als het rijk van de chaos. De Lamarck als evolutionist
Ondanks zijn grote verdiensten op systematisch gebied is De Lamarck tegenwoordig beter bekend als een van de mensen die voor de tijd van Darwin een evolutietheorie opstelde. De Lamarck stelde zich namelijk niet tevreden met het onderscheiden van organismen; hij wilde de verschillende levensvormen ook met elkaar in verband brengen. Daarbij ging hij uit van de gedachte dat de natuur uit een ononderbroken reeks van objecten bestaat; de verschillende vormen van de levende natuur zouden geleidelijk in elkaar overgaan. Daarom probeerde De Lamarck de organismen in zijn systeem zoveel mogelijk te plaatsen in een reeks van laag naar hoog, van enkelvoudig naar samengesteld. Op zich was het idee van een ononderbroken reeks in de natuur niet nieuw, maar De Lamarck ging verder dan zijn tijdgenoten door zich af te vragen wat de reden zou zijn van de verscheidenheid. Volgens hem zouden er twee krachten in het spel zijn: een inwendige en een uitwendige. De inwendige kracht zou streven naar voortdurende verbetering van de organisatie en de uitwendige kracht, het milieu, zou een regulerende invloed hebben. Bij organismen zonder zenuwstelsel zou de omgeving onmiddellijk inwerken; bij de andere zou het zenuwstelsel als een buffer dienen en het dier min of meer onafhankelijk maken van zijn omgeving. In zijn 'Philosophie zoologique' schrijft De Lamarck: 'Grote veranderingen in omstandigheden veroorzaken grote wijzigingen in de behoeften van de dieren, en deze noodzakelijkerwijs weer in de handelingen. Als de nieuwe behoeften constant worden of van lange duur zijn, nemen de dieren nieuwe gewoonten aan, die even duurzaam zijn als die behoeften. Dit is gemakkelijk te aanvaarden en behoeft zelfs geen enkele verklaring om als waar te worden gevoeld.' De nieuwe gewoonten zouden de vorm van het organisme ingrijpend kunnen wijzigen. De organen die voor de nieuwe gewoonten nodig zijn zouden door het herhaald gebruik verder ontwikkeld worden, terwijl de delen die in het nieuwe milieu niet meer nodig zijn zouden verzwakken en uiteindelijk zouden verdwijnen. In deze gedachtegang voelt een slak behoefte om voorwerpen te betasten en stromen er door dit gevoel bepaalde sappen naar de kop, die de groei plaatselijk versnellen. Zo zouden de voelhoorns zijn ontstaan. De slang zou volgens dezelfde gedachtegang zijn poten hebben verloren omdat hij over de grond ging kruipen en zich onder de plantengroei ging verbergen. Waardering De Lamarck stierf op 28 december 1829 onder zeer behoeftige omstandigheden. Zijn graf is niet eens meer terug te vinden, omdat hij op de goedkoopste manier ter aarde werd besteld; de beenderen rusten in de catacomben van Parijs. Veel waardering had hij tijdens zijn leven niet ontvangen: in eigen land vond hij weinig weerklank voor zijn ideeën en in het buitenland was hij vrijwel onbekend. Ook in onze tijd worden er geen grote herdenkingen gehouden, al beschouwen velen De Lamarck tegenwoordig als een van de scherpste denkers uit de periode voor Darwin. Waarschijnlijk is het gebrek aan erkenning tijdens zijn leven grotendeels te wijten aan het feit dat De Lamarck uitging van theorieën die waren opgesteld door revolutionaire filosofen van vóór de Franse Revolutie. Zowel het idee van een ononderbroken voortschrijdende ontwikkeling als het idee van regulering door uitwendige omstandigheden waren ijverig bestudeerd door de revolutionaire Franse filosofen van de 18e eeuw, omdat zij er materiaal in vonden waarmee ze de noodzakelijk geachte maatschappelijke veranderingen filosofisch konden funderen. De lamarckiaanse theorie zelf werd echter pas naar voren gebracht in de periode na de revolutie, toen het anti-evolutionisme zijn hoogtijdagen vierde. De belangrijkste vertegenwoordiger van deze laatste stroming was Georges Cuvier (1769-1832). Deze was wars van filosofische stelsels; hij vroeg om harde feiten. In zijn ogen was de presentatie van De Lamarck ouderwets, omdat deze uitging van een aantal vooronderstellingen, daaruit een aantal logische conclusies trok en ze dan pas illustreerde aan de hand van een aantal feiten. Cuvier zelf begon juist met het verzamelen van feiten en stelde dan pas een theorie op. Daarom doen de ideeën van Cuvier veel moderner aan. Dat De Lamarck in de tegenwoordige tijd weinig meer wordt nagevolgd komt onder meer omdat men nooit heeft kunnen aantonen dat eigenschappen die tijdens het leven zijn verworven, aan het nageslacht worden doorgegeven: kinderen van een smid worden niet met extra-sterke armen geboren. Niettemin duikt het lamarckisme af en toe weer op, al is het opvallend dat het vooral aantrekkingskracht uitoefent op niet-biologen (Bernard Shaw, Samuel Butler, Arthur Koestler). Bepaalde ideologische groeperingen houden hardnekkig aan het lamarckisme vast, omdat het volgens deze theorie mogelijk is door 'goed' te leven een 'beter' nageslacht te krijgen en zo door 'goed' gedrag de wereld blijvend te verbeteren. Vrijwel alle biologen volgen tegenwoordig echter het neodarwinisme, dat de evolutie verklaart uit toevallige mutaties, waarvan de nuttige blijven bestaan door natuurlijke selectie. Darwinisme De evolutieleer waarmee Charles Darwin halverwege de 19e eeuw de ontwikkeling van het leven op aarde probeerde te verklaren. Darwin was geboeid door het grote verschil tussen de theoretische aanwas van dierpopulaties en de veel geringere aanwas die onder natuurlijke omstandigheden plaatsvond. Dierpopulaties blijven immers vaak op een betrekkelijk stabiel niveau door de geweldige sterfte die optreedt. Daarom veronderstelde Darwin dat er een 'struggle for life', een strijd om het bestaan moest plaatsvinden, waarin van een populatie alleen de dieren overleefden die zich het best hadden aangepast ('survival of the fittest'). Darwin stelde dat erfelijk overgedragen eigenschappen bestonden, maar dat ook tijdens het leven verworven aanpassingen doorgegeven konden worden aan nakomelingen. Het proces van natuurlijke selectie beslist over het voortbestaan en de vorming van soorten. Darwin kende de erfelijkheidswetten nog niet zoals die door Mendel waren beschreven, anders zou hij ongetwijfeld hebben verwezen naar de overlevingswaarde van gunstige erfelijke eigenschappen voor het nageslacht. Darwin hield het erop dat niet alleen algemene kenmerken, die men toen ook als vanzelfsprekend overdraagbaar achtte, maar ook tijdens het leven verworven eigenschappen konden worden doorgegeven aan het nageslacht. Later pas werden de erfelijkheidswetten bekend en kwam het tot botsingen tussen de denkbeelden van darwinisten en mutationisten, aanhangers van de mutatietheorie van De Vries. Nog later, toen de erfelijkheidswetten een degelijke theoretische basis hadden gekregen, was het mogelijk beide denkrichtingen op een lijn te krijgen in het neo-darwinisme.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.