Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Lesbrief Arbeidsmarkt

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1626 woorden
  • 10 februari 2003
  • 99 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
99 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Hoofdstuk 1:
· Arbeidsmarkt: De wijze waarop vraag en aanbod zodanig bij elkaar komen dat er een prijs (=loon) tot stand komt. Hier komt dus de omvang van de werkgelegenheid tot stand.
· Krappe arbeidsmarkt: als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod.
· Ruime arbeidsmarkt: als de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod.
· Beroepsgeschikte bevolking: mensen tussen de 15 en 65 jaar.
· Beroepsbevolking = aanbod van arbeid (mensen die kunnen, willen en mogen werken. Dus de werklozen, werknemers en zelfstandigen)
· Vraag naar arbeid: werknemers, zelfstandigen en openstaande vacatures.

· Niet-beroepsbevolking: mensen tussen 15 en 65, die niet werken en ook niet op zoek zijn naar werk.
· Potentiële beroepsbevolking: beroepsbevolking + niet-beroepsbevolking = beroepsgeschikte bevolking.
· De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame beroepsbevolking (werknemers en zelfstandigen) en de werkloze beroepsbevolking (geregistreerde werklozen)
· Je bent pas officieel werkloos als je staat ingeschreven bij het CWI (het centrum voor werk en inkomen.
· Werkzame beroepsbevolking = werkgelegenheid (zelfstandigen en werknemers)
· Vacature: als een bedrijf op zoek is naar een werknemer voor een bepaalde functie.
· Deelnemingspercentage = participatiegraad. Vb. Hoeveel procent van de mannen in een jaar behoort tot de beroepsbevolking?
beroepsbevolking
Deelnemingpercentage = beroepsgeschikte bevolking x 100%
· Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. (Voor arbeid de banenmarkt.) Bijvoorbeeld op een marktplein.
· Abstracte markt: een markt die het geheel van vraag en aanbod omvat, maar waar je geen vast iets voor kunt aanwijzen. (voor arbeid de arbeidsmarkt)
· Onderdelen van de arbeidsmarkt:
- personeelsadvertenties
- bestanden van arbeidsbureaus

· 1 arbeidsjaar = 1 volledige baan = 38 uur.
· Oorzaken die beroepsbevolking beïnvloeden:
- demografische groei (steeds meer mensen in een land)
- Bevolkingssamenstelling (arbeidsaanbod groeit als er meer mensen in beroepsgeschikte leeftijd komen.)
- Deelname van vrouwen. (Steeds meer jonge vrouwen gaan werken, en steeds meer oudere vrouwen gaan werk zoeken.)
- wetgeving (leerplicht, pensioenleeftijd)
- organisatie van het arbeidsproces (betere kinderopvang)
- stand van de economie
· Ontmoedigingseffect: Als het slecht gaat met de economie gaan steeds minder mensen zich aanbieden op de arbeidsmarkt omdat de kans dat ze een baan vinden toch maar klein is.
· Aanzuigeffect: Als het goed gaat met de economie gaan steeds meer mensen (ook die eerder niet tot de beroepsbevolking hoorde) zich aanbieden op de arbeidsmarkt. Omdat er veel werk te vinden is.

Hoofdstuk 2:

· Vereniging = rechtsvorm. Dat wil zeggen het komt in de wet voor. De wet stelt bepaalde eisen aan een vereniging, bijvoorbeeld dat het een bestuur moet hebben.

· Eenmanszaak met de volgende kenmerken:
- 1 eigenaar
- winst voor jezelf
- je kunt je eigen beslissingen nemen
- eenvoudige manier van beginnen
- je moet zelf voor voldoende startvermogen zorgen
- het bestaan komt in gevaar bij overlijden van eigenaar
- je bent als eigenaar privé aansprakelijk
· Vennootschap onder firma (VOF) met de volgende kenmerken:
- meerdere eigenaren
- je kunt werk beter verdelen
- je kunt samen overleggen
- je ook hier privé aansprakelijk bent
- je kans hebt op ruzie met mede-eigenaren
· Besloten vennootschap (BV) en de naamloze vennootschap (NV) met hun kenmerken:
- er is een scheiding tussen bedrijf en eigenaren
- rechtspersonen (juridisch zelfstandig)
- aandeelhouders zijn eigenaren

· Bij een BV staan de aandelen op naam. Meestal van directeuren-grootaandeelhouders dga’s. Deze hebben ook de dagelijkse leiding.
· Bij een NV staan aandelen niet op naam, deze zijn vrij verhandelbaar. De raad van bestuur heeft dagelijkse leiding. Aandeelhouders controleren directeuren.
· Dividend: jaarlijkse uitkering uit de winst die je over een aandeel krijgt.
· Arbeidsovereenkomst: overeenkomst tussen werkgever en werknemer.
· Individuele arbeidsovereenkomst: is tussen een werkgever en een werknemer. Over bijvoorbeeld loon en arbeidstijd.
· Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO): hierin staan rechten en plichten van werkgever en werknemer zwart op wit. Over bijv. pensioen, vakantie, data van loonsverhoging. Meestal per bedrijfstak of voor een heel groot bedrijf alleen.
· Bedrijfstak: bedrijven die zich bezighouden met dezelfde soort productie.
· Vakbond: onderhandeld namens werknemers.
· Werkgeversbond: onderhandeld namens werkgevers.
· Primaire arbeidsvoorwaarden: bijv. loon en normale arbeidstijd.
· Secundaire arbeidsvoorwaarde: bijv. vakantie, pauze, reiskostenvergoeding. Sommige hiervan staan in CAO maar bijv. auto van de zaak niet.
· Rijksbegroting: overzicht van inkomsten en uitgaven van de overheid.
· Miljoenennota: samenvatting van de rijksbegroting
· Werkgevers en werknemers worden ook wel sociale partners genoemd.

· Werknemerscentrale = vakcentrale. Bijv. FNV of ABVAKABO. De vertegenwoordigers van vakcentrales overleggen samen in Stichting van Arbeid (dit noemen we het Centraal overleg.
· Organisatiegraad: percentage werknemers die zijn aangesloten bij een erkende vakbond.

Hoofdstuk 3:

· Inflatie: stijging van het algemeen prijspeil. Vb Er is een inflatie van 3%. Eerst kostte het 100 euro è nu kost het dan 103 euro. Als je loon dan gelijk blijft, dan daalt je koopkracht.
· Prijscompensatie: loonstijging die procentueel gelijk is aan inflatie, zodat koopkracht gelijk blijft. (in CAO)
· Stijging arbeidsproductiviteit: stijging van de gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid. Oorzaken hiervoor zijn:
- technische ontwikkelingen (mechanisering en automatisering)
- arbeidsverdeling en specialisatie
- scholing
Hierbij stijgen de opbrengsten voor het bedrijf per werknemer. Deze willen hiervoor
Een beloning, dit noemen we initiële loonsstijging (in CAO. In praktijk wordt
Landelijke stijging als uitgangspunt genomen. In quartaire sector hier weinig kans op.
· Incidentele loonsstijging: bijv. door promotie.
· Omzet (waarde van verkochte goederen of de totale opbrengst) = afzet (verkochte hoeveelheid) x verkoopprijs.
· Kosten van een bedrijf:

- lonen (belangrijkste)
- rentekosten (over geleend geld)
- huurkosten (van gebouw)
- machinekosten
- transportkosten
- grond en hulpstofkosten
- energiekosten
· Winst = omzet – kosten
· Reacties op loonstijgingen:
- prijzen verhogen
- productie verplaatsen naar lagelonenlanden
- mensen vervangen door machines
- minder uitbreiden
· Hogere loonkosten kunnen leiden tot:
- vervanging door kapitaalgoederen
- productieverplaatsing naar buitenland
- verslechtering internationale concurrentiepositie
- dalende winstgevendheid
· Maar loon is ook een koopkrachtbron è afzet stijgt è bedrijven gaan meer produceren è werkgelegenheid stijgt.

Hoofdstuk 4:

· productie: arbeidsproductiviteit x werkgelegenheid


productie
Werkgelegenheid = arbeidsproductiviteit

productie
Arbeidsproductiviteit = werkgelegenheid

· Door arbeidsproductiviteit kan welvaart stijgen: met evenveel mensen kun je meer produceren.
· Innovatie: vernieuwen van producten en productieprocessen.
· De verschuivingen van de werkgelegenheid leidt op korte termijn tot werkloosheid en op lange termijn groeit de werkgelegenheid in andere bedrijfstakken of er ontstaat nieuwe bedrijfstakken.
· Investeren: kopen van kapitaalgoederen door bedrijven. Bijv. machines, gebouwen of transportmiddelen.
· Consumeren: Als een gezin goederen of diensten koopt.
· Wordt er meer arbeid ten opzichte van machines ingeschakeld dan wordt de productie arbeidsintensiever.
· Wordt mensenarbeid vervangen door moderne machines dan wordt de productie kapitaalintensiever.
· Diepte-investering: een arbeidsbesparende investering die tot gevolg heeft dat arbeidsproductiviteit stijgt.
· Breedte-investering: inkoop kapitaalgoederen dat gelijk is aan kapitaalgoederen die er al waren. (Vervangen oude machines of uitbreiden machinepark) de arbeidsproductiviteit blijft gelijk.

· Schaalvoordelen: kosten per product dalen als productieomvang stijgt.
· 2 manieren om productie te verplaatsen naar buitenland:
- Sluiten vestiging in Ned. en gelijktijdig een vergelijkbare vestiging ergens anders openen. (gebeurt veel bij multinationals = onderneming met productievestigingen in diverse landen)
- Of bedrijven worden weggeconcurreerd door bedrijven uit andere landen.
· Concurrentiepositie = vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Diegene die de laagste prijs kan vragen, heeft voordeel ten opzichte van concurrenten. Naast de prijs ook andere factoren dan kwaliteit en infrastructuur spelen een rol.
· Ook loonstijgingen leiden op korte termijn tot werkloosheid en op lange termijn tot verschuiving van werkgelegenheid.

Hoofdstuk 5:

· Verborgen werklozen: mensen die wel zouden willen werken, maar niet ingeschreven staan bij CWI.
· Frictiewerkloosheid: werkloosheid die ontstaat omdat het een tijdje duurt voordat je een baan gevonden hebt. (Frictie = wrijving) Oplossing zou kunnen zijn: arbeidsbemiddeling.
· Seizoenwerkloosheid: Ontstaat doordat bepaalde bedrijven alleen in een bepaald seizoen produceren. (Bijv. strandpaviljoen in hoogseizoen) oplossing zou kunnen zijn: Vervangend werk regelen. Bijv. bij het strandpaviljoen het binnengedeelte als locatie voor personeelsfeesten verhuren.
· Kwalitatieve structuurwerkloosheid: er wordt ander soort arbeid gevraagd dan dat er aangeboden wordt. Vraag & aanbod sluiten niet goed op elkaar aan. Dit kan ook te maken hebben met regio’s. In het oosten werkloze verpleegsters en in het westen vacatures voor verpleegsters. Oplossingen hiervoor zijn:

- omscholing
- verhuissubsidies of reiskostenvergoedingen
- subsidies aan bedrijven om langdurig werklozen in dienst te nemen
- arbeidsmobiliteit vergroten
· Kwantitatieve structuurwerkloosheid: te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. Oorzaken dat arbeidsplaatsen verdwijnen zijn:
- werknemers worden vervangen door machines
- reorganisatie
- verplaatsen naar buitenland
- winsten zijn ingezakt (geen geld om uit te breiden)
- product wordt niet meer verkocht
- product is te duur
Oplossingen hiervoor zijn: verlagen van loonkosten, door verlaging van brutoloon.
Om deze redenen is het positief voor werkgelegenheid:
- Lagere prijzen è concurrentiepositie verbetert è afzet neemt toe.
- Verhoogt winstgevendheid è bedrijven kunnen uitbreiden
- Maakt het minder aantrekkelijk om mensen te vervangen door machines
- Maakt het minder aantrekkelijk om productie te verplaatsen naar buitenland

· Conjunctuurwerkloosheid: (productiecapaciteit = maximaal mogelijke productie in periode. Vaak niet allemaal benut, want vraag vaak kleiner dan productiecapaciteit.) è Bedrijf kan 1000 producten per week produceren maar er zullen er maar 800 verkocht worden, dan zal het bedrijf er maar 800 produceren. De bezettingsgraad is dan 80%.
Werkelijke productie
Bezettingsgraad = productiecapaciteit x 100%
Wanneer de bezettingsgraad heel laag is zullen er mensen ontslagen moeten worden.
Oplossingen hiervoor:
- Overheid moet meer gaan besteden (wegen bouwen bijv.) Hierdoor meer werkgelegenheid.
- Belastingen verlagen of subsidies verstrekken. Zo houden mensen meer over en kunnen ze meer besteden.
· WIG: het verschil tussen wat een werknemer voor een werkgever kost en het nettoloon van de werknemer.
· Het verschil tussen loonkosten en brutoloon is werkgeverslasten.
· Het verschil tussen brutoloon en nettoloon is werknemerslasten.
· Loonkosten kun je beïnvloeden door belasting en sociale premies te verlagen of door subsidies aan bedrijven te geven. Andere manier is verschuiven van belastingen op arbeid naar belastingen op kapitaal. Ook door innovatie te bevorderen. Ten slotte door arbeidsverkorting. ATV.
· Vormen van arbeidstijdverkorting zijn:

- ATV dagen
- Roostervrije dagen
- Studieverlof
· Volledige herbezetting: als er voor alle uren dat het personeel minder gaat werken, nieuwe mensen worden aangetrokken.
· Door werknemers flexibel in te zetten dalen arbeidskosten en kan werkgelegenheid stijgen. Verschillende vormen van flexibilisering zijn:
- ontslagrecht
- loslaten vaste werkdagen en werktijden
· Flexibilisering leidt vaak tot lagere arbeidskosten want:
- werknemers in vaste dienst duurder
- het aanpassen van personeelsbestand en productieomvang gaat sneller
· Je hebt:
- Werknemers met vast dienstverband (voor onbepaalde tijd)
- Werknemers met dienstverband voor bepaalde tijd (bijv een jaar)
- Uitzendkrachten. (tijdsduur staat niet vast)
· Uitzendbureau: commerciële organisatie die bemiddelt in tijdelijk werk.

REACTIES

R.

R.

bedankt dat je deze samenvatting op internet hebt gezet!! ik heb er veel aan gehad!

20 jaar geleden

O.

O.

hey meid het is een super samenvatting!
ik wil de vragen of je er misschien meer hebt!
kussies
moi

19 jaar geleden

K.

K.

erg handig
ik heb m rechtstreeks gekopieerd en ermee geleerd

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.