Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 5: De weg naar Welvaart

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2408 woorden
  • 20 mei 2005
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6
7 keer beoordeeld

Samenvatting Geschiedenis Module 5: De weg naar Welvaart. Hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1 De opkomst van de industriële samenleving o Industrialisatie: o Min punt: saai werk, mensen verlengstuk van machine en behandeld
o Plus punt: werden dingen uitgevonden, die leven makkelijker maakte
o 1870: 1/3 in landbouw, 20% in nijverheid, bedrijfjes zonder machines. o Leiden en Twente --> textielfabrieken met stoommachines --> als eerste op grote schaal gemoderniseerd. In Twente en Brabant --> chemische industrie --> lage lonen
In westen-->machine industrieën+scheepsvaart-->havens+grondstoffen dichtbij

o Rond 1890 doorbraak industrialisatie
o NL-Indie werd afzetgebied en werden grondstoffen vandaan gehaald. De infrastructuur 1860-1870 uitgebreid met geld uit NL-Indie
o 1890 Duitsland ontwikkelen --> Rotterdam werd transitohaven
o In 1880 crisis landbouw --> urbanisatie. o Rijke belegde in Nlse bedrijven --> groeien bijv Philips --> grootindustrieën
o Olie in Nl-indie-->Koninklijke olie(=shell) -->samen buitenland-->1e multinationals  1865 net oorlog over-->VS sterker dan ooit-->immigranten: Het land v.d Belofte  Infrastructuur verbeterde snel: 1869 spoorlijn van O-->W. Dit was erg belangrijk in de ontwikkeling. Stimulans om bank- en kredietwezen te moderniseren.  1870 ¾ in landbouw-->tarwe, maïs, katoen. M.b.v Cowboys grootschalig veeteelt --> slachthuizen. Onder voorwarden was land gratis.  Voorwaarden Big Business waren aanwezig: arbeiders grondstoffen uitvinders  In NO grote industrieën-->immigranten aan ook goede ligging voor aan- afvoer  Ondernemers werden Trusts -->andere uitschakelen of overkopen  50% van productiecapaciteit = grote bedrijven. 40% woonde in stad. o 19e eeuw verschillen groot --> door grote steden viel het meer op. o Armen: slecht huis, smerig en gevaarlijk werk, lange werkdagen, weinig loon, geen beschermende maatregelen van overheid en geen politieke inspraak
o 60-1890 nationaal inkomen stijgt met 25%-->meervraag luxe producten: suiker
o De middenstand groeide --> steeds minder armen  Andrew Carnegie ging hogerop en bestede geld zodat meer dat konden  1800-1900 50% meer inkomen 1890-1914 37% extra. Verschillen groter  immigranten wilden stukje land zonder gezeur, socialistische partij had amper aanhang. De Amerikanen zagen armoede als tijdelijke uitbuiting
o Er kwamen vakbewegingen kort daarna politieke partijen: arbeiders rechten
o Ontwikkeling vakbeweging opmerkelijk. Ook uitblijven van grote stakingen en rellen en het ontstaan van een verzuilde vakbeweging. o Geschoolde arbeiders 1e vakbond-->Algemeen Nederlands Werklieden Verbond --> geen idealen maar wilde verbetering
o Later ontstonden sociaal-democratische vakbonden ze gingen samen: Nationaal Verbond van Vakbewegingen (1995) o Radicale vakcentrales kwamen niet ver in Nederland. o Na succesvolle spoorwegstaking --> mislukte algemene staking 1903. De mislukking had 2 gevolgen: o Aantal leden confessionele vakbonden nam toe. Protestante bonden werden 1 in 1909: Christelijke Nationaal vakbond
o Sociaal-democratische bonden voortaan kleine, gerichte acties. Door onderhandelen --> collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) o In 1889 wet: jongeren en vrouwen 11 uur max. werken. 1874 kinderwetje van van Houten

o Belangrijke zaken: onderwijs en goede huisvesting. In 1901 de Woningwet en e Leerplichtwet. Ook een Ongevallenwet --> iemand invalide 70% laatst verdiende loon  Na zeer gewelddadige en weinig succesvolle acties --> vakbeweging. Succesvolste: American Federation of Labor (1886): Nederlandse Samuel Gompers. Hogere lonen en betere werkomstandigheden.  Socialistische partijen kwamen niet van de grond. Progressive Movement bekommerde zich om arbeiders en boeren. Kreeg grote invloed op de republikeinen en democraten. Agendapunt: onderwijs en bescherming belangen van consumenten  Ondernemers grote invloed op Amerikaanse overheid. Hoge importtarieven.  Theodore Roosevelt en Woodrow Wilson onder invloed van Progressive Movement democratische president. Zij wouden monopolies en trusts aanpakken. Ze stelden een Federal Trade Commission in, beschermen consument tegen oneerlijke handelspraktijken van de producenten. En importtarieven verlaagt.  Wetgeving voor vrouw en kind langzaam op gang. Als saten zelf deden werd vaak tegen gehouden door Hooggerechtshof.  Volgende voorwaarden voor een snelle industrialisatie:  Voldoende goedkope arbeidskrachten  Goed infrastructuur: havens, kanalen en communicatie  Voldoende groot afzetgebied zijn  Aanwezigheid van grondstoffen  Bank- en kredietwezen moet voldoende ontwikkeld zijn: ondernemers moeten geld kunnen lenen voor dure modernisering.  Er moet bereidheid zijn nieuwe uitvindingen toe te passen en er moet kennis zijn  Overheid moet ook meewerken Hoofdstuk 2 Van roaring twenties naar crisis  Jaren 20: vakbonden zwakker dan ooit, bedrijfsleven ging zijn gang en importprijzen omhoog.  1-1-20 alcohol verbod: verkopers werden slapend rijk. Veel auto’s geproduceerd.  Arbeidsproductiviteit van de industriesector steeg in jaren 20 met 100%  Textielindustrie & spoorwegen verouderden: werkeloosheid konden niet meekomen overbodig  Amerikaanse boeren in WO deel Europese productie gingen geld lenen bij banken voor extra grond. Na oorlog hadden de Amerikaanse boeren schulden en overproductie.  Plattelandsbanken reserves kwijt aan landbouwcrisis. Toen de crisis kwam konden banken de klap niet opvangen. Iedereen ging geld lenen dit was ook makkelijk voor de centrale bank, federal reserve board. o Na WO gingen bedrijven grens over en kwamen multinationaals. In de industrie steeg arbeidsproductiviteit. Grote bedrijven stuurden vertegenwoordigers naar Amerika. o Reële lonen van de bevolking stegen ruim 20%. Middenklasse en geschoolde arbeiders profiteerde vooral. o Landbouw slechter dan industrie. Prijzen van graan daalde vanaf 1925, protectiemaatregelen belemmerden de export terwijl dat juist nodig was.  Toen op 29-10-1929 aandelen razendsnel kelderden was het niet te geloven. Meer dan 16 miljoen aandelen werden tegen bodemprijzen verkocht. Mensen konden leningen niet meer terug betalen en de banken gingen failliet  Lonen gehalveerd ¼ verloor baan en niemand kocht iets. Ze dachten dat het tijdelijk was. Toen effecten meer voelbaar werden ging men actie ondernemen.  Eind 1932 13 miljoen werklozen. Er was weinig strijdlust. o Door de crisis schrompelde wereldhandel in: dus Nederland die daar opleefde ook. Ongeveer het enige waarmee je geld kon verdienen was reclameborden schilderen. o Import en export in korte tijd gehalveerd. 1930-1933 helft ontslagen. o De stakingen en (honger)rellen werden hard aangepakt. De aanleiding was de verlanging van de steun: uitkering voor mensen die geen recht hadden op een uitkering van bijv een vakcentrale. De gemeentelijke bureaus die steun moesten uitkeren lieten steuntrekkers iedere dag opdraven om een stempel te halen, het beruchte stempelen. o Mensen gingen zwart bijwerken. Ze probeerde gaarkeukens, klompen, schooluniformen zolang te ontlopen voor hun eigen trots.  President Hoover deed niks aan crisis dat zou ondernemingslust ondermijnen. Maar het werd steeds ernstiger. Opvolger was Roosevelt hij vond gelijkheid belangrijker dan vrijheid. Hij begon met de New Deal…….  New Deal: bankwezen moest als eerste op been worden geholpen, 80% failliet. Met overheidssteun werd het bankwezen gered. De overheid nam maatregelen in iedere categorie met behulp van wetten (Acts) en organisaties om de wetten uit te voeren (Administrations)  Boeren: Argicultural Adjustment Act: productie beperken>overproductie minder>prijzen stijgen  Werkelozen: Federal Emergency Relief Act: uitkering en werk --> werkverschaffingsprojecten  Works Progress Administration 1935 om deze ↑ projecten op te zetten en uit te voeren  Afspraken tussen werkgevers en werknemers: National Industrial Recovery Act --> later door het Suprem Court ongrondwettig verklaard: vrijheid toch belangrijker dan gelijkheid  Sociale verzekeringen: Social Security Act
o Toen de crisis uitbrak was Ruys de Beerenbrouck katholieke minister-president. Hij bezuinigde op ambtenarensalarissen en werkeloosheidsuitkeringen. o Colijn van de Anti-Revolutionaire partij was opvolger. Hij hield vast aan de Gouden Standaard --> Nederland erg duur voor buitenland want onze munt mocht niet in waarde verminderen ten opzichte van andere landen
o Er kwamen crisiswetten die vooral gericht waren op hulp aan de landbouwsector. De prijzen werden duurder --> consumenten slachtoffer terwijl minder besteden. o 1936 als de laatste landen de Gouden Standaard verlaten doet Nederland dat ook. De gulden daalt in waarde en de export verbeterd. o Er kwamen werkverschaffingsprojecten voor langdurige werkelozen en mensen zonder recht op een uitkering. o Plan van de arbeid van de SDAP was gebaseerd op de New Deal. Het voorzag grote openbare wegen (wegen en waterleiding op het platteland) de overheid moest veel geld lenen
o Ook onderdeel van het plan: ordening en planning van de economie. Hoofdstuk 3: van oorlogseconomie naar welvaartsstaat - Drie factoren hadden effect op het verschil in de welvaart: economische ontwikkelingen, het beleid van de overheid en de effecten op de diversen groepen in de maatschappij. ● In oorlog werd er in de VS van alles geproduceerd --> werkeloosheid verdween en tekort aan arbeiders --> vrouwen en zwarten ook werk. W en ZW grote industrieën, landbouw mechaniseren ● Ze hadden meer geld maar in oorlog niks te koop --> sparen --> na oorlog auto’s en koelkasten ● In 1940 begon economische groei --> van 1945 tot 1970 kwam er ieder jaar gemiddeld 3,5% bij. ► Spaartegoed 150milj dollar iedereen omzetten in spullen. 15 mil. soldaten terug --> babyboom. Ook verdubbelde het nationaal inkomen. ► Overheid had vraag naar goederen en diensten --> koude oorlog. Ook vraag naar technologische vernieuwingen -->vordering chemische, elektronische en luchtvaartindustrie ► Amerika enige land versterkte economie door oorlog. Apt steeg tussen 1945-1955 met 35% ● Jaren 70 mis met de wereldeco --> grondstoffen raken op --> olieprijzen omhoog. Eco in VS te eenzijdig --> auto’s en goedkope grondstoffen. Tussen 1973-1990 armoede toe --> zwarte
o NL slecht uit oorlog --> materiele schade groot (bruggen, wegen R’dam). NL’s grote afzetgebied ook in puin en verloor door koloniale oorlog NLIndie --> niet zo optimistisch als Amerikanen

o Politieke initiatieven om de bevolking weer op 1 lijn te regen door de verzuiling te doorbreken, mislukten --> grote teleurstelling maar blij om einde oorlog. o 1950 grootste schade hersteld-->klaar voor eco-sche groei-->gezien omstandigheden wonderlijk
o 3 factoren grote rol bij opgang brengen economisch wonder: ► NL bevolking wilde hard werken --> schaars maar via distributiestelsel zo eerlijk mogelijk verdeeld. Ook kwamen er sociale voorzieningen en verzekeringen. 1952 werkeloosheids- verzekering en 1957 oudedagsvoorziening. Vertrouwen toekomst nam toe, ook babyboom ► Ze ontvingen ook geld van de VS om weer op been te komen: Marshallhulp. Voedselhulp en noodzakelijke technische apparatuur uit VS maar ook uitwisselingsprogramma’s .De mensen in de VS lieten zich vanaf hun beste kant zien. Belangrijker was misshcien nog wel het feit dat de Amerikanen aanstuurden op Europese intergratie en de vrijhandel bevorderden. Dat was oor een op de export gerichte economie als NL van levensbelang. ► De NL’se overheid besliste welke kant de eco op moest. o In 1952 voor het eerst overschot in betalingsbalans. EG was gunstig en in 1959 aardgasbel in Slochteren. Multinationals steeds groter en grootste 5 zorgde voor 15% werkgelegenheid. Ze hadden veel geleerd in de VS. 1963 eerste PC. o De dienstensector werd steeds belangrijker (transport en bankwezen) ● Ze probeerde aan New Deal stand te houden. Iedere president moest na oorlog als de eco dreigde in te zakken iets doen. Engelse econoom J.M. Keynes ontwikkelde een manier dat alle regeringen van westerse landen niet langer afzijdig kon houden van het functioneren v.d. markt ● Republikeinen waren tegen New Deal maar republikeinse presidenten niks afgeschaft. De democratische presidenten wouden juist 2e Roosevelt worden. En gaven eigen naam Truman sprak van de fair deal: Politiek progr. van president Truman, dat gezien kan worden als 1 voortzetting van de New Deal. ● Trumpman begeleidde veteranen zodat ze konden scholen en soepel in arbeidsproces werden opgenomen.Veel vraag naar consumptiegoederen regering konden niet prijsstijgingen tegen houden. ● Republikein Eisenhower was niet van plan New Deal af te schaffen. Welvaart nam ook toe. Maar echte verbetering niet ● Kennedy kondigde een ‘war of poverty’ aan maar er kwam Vietnamoorlog. Na moord zorgde Johnson voor een aantal maatregelen: onderwijssubsidies en ziekteverzekering voor ouderen. Johnson heeft de meeste wetten op gebied van sociale zekerheid en hulp aan zwakkeren door Congres geloodst. o Werkgelegenheid in landbouw nam af-->export gericht industrieland-->hoe dat bereikt moest worden stond in een aantal industrienota’s die tot 1963 het beleid bepaalde --> opgezet door ondernemers die risico wilde nemen en winst. o De overheid zorgde voor voorwaarde zodat ondernemingen zo min mogelijk risico liepen en het ook aandurfde: goedkope leningen voor bedrijven, lage loonkosten, belastingfaciliteiten en een ‘industrierijpe’ bevolking --> door onderwijs en propaganda--> slogan: Nederland industrialiseert! o De baas moest net als in de VS een manager zijn die met de mens om kon gaan. Vakbewegingen vanaf begin betrokken bij besluiten om sociale onrust te voorkomen
o In advies organen zoals de stichting van de arbeid en de sociaal-economische raad speelde de vakbeweging een rol naast organisaties van werkgevers. Werknemers eiste in ruil voor lage lonen betere sociale zekerheid. o De regering hield zich in de oorlog in ballingsschap bezig met sociale zekerheid. Net als de Amerikaanse en Engelse regering. Na de oorlog begonnen snel rooms-rode coalities o.l.v. Drees met de opbouw van de verzorgingsstaat --> welvaartsstaat --> materiele vlak (uitkeringen voor oudere, zieken en werklozen) & immateriële vlak (begeleiding en voorlichting) o Uitgangspunt kabinet: grote gezinnen, vader kostwinner en moeder een verzorgende taak. Na oorlog en crisis wilde men een ding: een zeker bestaan binnen de geborgenheid van het gezin. Men idee industrialisatie lukt als gezinsleven beschermd is. o Oliecrisis in 1973 --> kritiek uitgaven op sociale zekerheid --> bezuinigd maar sociale zekerheid bleef ● Jaren 50 --> gouden jaren voor Amerikanen. Blanken en middenklasse veel profijt van welvaart --> vertrokken naar suburbs (buitenwijken) waar hele andere levens ontwikkelde. Ze voelde zich hier een klasseloze samenleving. ● Beeld ideale gezin hoort beeld ideale vrouw.: getrouwd op haar 16de, 4kinderen, actief als vrijwilligster op school en ‘bezig met een cursus Frans’, terwijl ze ook trampoline springt om slank te blijven. Hieraan viel veel te verkopen. ● Econoom J. Galbrait uitvinder van ‘kwaliteit van het bestaan’ Veel Amerikanen hadden veel geld te besteden en wisten niet wat ze er mee moesten doen. Beter overheid belasting verhogen --> kwaliteit van bestaan verbeteren door allerlei voorzieningen. ● Halverwege jaren 60 eerste babyboomers tienerleeftijd. Er ontstond een nieuwe welvaart en consumptie cultuur. Kleine groep had eigen levensstijl: nieuwe muziek, kleding, verdovende middelen en een nieuwe seksuele moraal --> afzetten saaie leven ouders in saaie wijken. Ook geen zin in dienstplicht te gaan --> uitzichtloze oorlog. ● 1/4e arm nauwelijks geholpen --> ze zouden als economie bleef groeien vanzelf aan de beurt komen. Binnensteden kwamen zwarte te wonen uit het zuiden toen ook werk naar suburbs ging hadden ze slecht betaald werk. Politieke rechten terug --> maar eco achterstand zo groot niet op te lossen. Terwijl blanken hun leefomstandigheden verbeterden --> er kwamen rellen in de Getto’s
o 20 jaar na 1953 nl veranderd enorm economische en bevolkingsgroei. Koopkracht verviervoudigde. De geleide loonpolitiek, laag houden lonen, niet vol te houden op ten duur. Arbeidsmark overspannen --> zwartwerk lonen hoger of natura beloningen. o Profiteren welvaar in begin niet --> sparen, verwachte niet blijvend was.Jongeren trendzetters later ook ouderen. Jaren 60 automobiliteit op gang. o Supermarkt maakt beeld consumptiemaatschappij compleet. Er kwamen betere en meer mogelijkheden in de arbeidsmarkt maar ook verbeteringen in onderwijs. Mensen steeds minder hulp kerk en familie nodig. o Onafhankelijkheid doet mensen verlangen naar vrijheid maar die was er niet, gehoorzaamheid aan het gezag en strenge fatsoennormen --> protesten bleven niet uit. o Babyboom jongeren--> commentaar op consumptiemaatschappij, oneerlijke verdeling welvaart, milieuvervuiling enz. grappige acties waar naar werd geluisterd, politie viel ook wel in. o Eind jaren 50-->gastarbeiders-->oplossen krapte arbeidsmarkt. Maar ze bleven hier toen het in de jaren 70 slechter ging werden zij het hardste getroffen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.