Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Stoa

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas havo | 2152 woorden
  • 6 april 2005
  • 53 keer beoordeeld
Cijfer 7
53 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Stoa De Stoa is een filosofische stroming die ontstaan is rond 300 v. Chr. in Athene. De grondlegger van de ideeën is Zeno van Kition. Het woord “Stoa” betekent letterlijk zuilengalerij, de stroming is zo genoemd omdat Zeno zijn leerlingen onderwees onder een zuilengalerij. De stroming wordt verdeeld in drie perioden, de Oude Stoa, waar Zeno zijn eerste lessen geeft. De Midden Stoa, waarin de Stoa zich vooral concentreert op ethische en politieke vraagstukken. In de tijd van de Nieuwe Stoa is Poseidonios hoofd van de stoïsche school op Rhodos. Hij streeft vooral naar een synthese met de natuurwetenschappen. In de Romeinse tijd (vooral in de keizertijd), was de Stoa erg populair in de hogere kringen. Vooral na de regering van keizer Domitianus kreeg de Stoa steeds meer aandacht. De stroming had grote invloed bij de Romeinen, vanwege de ideeën. De stoïcijnen vonden dat alle mensen gelijkwaardig waren, want alle mensen hadden “logos” (rede) en maakten deel uit van “logos” (rede, wereldverstand). Ieder mens is een microkosmos (miniatuurwereld), een afspiegeling van de macrokosmos(de wereld). Het enige echte recht is het natuurrecht, waar iedereen ook mee te maken heeft, het natuurrecht is overal en voor iedereen, daarom is iedereen gelijkwaardig, de waardigheid is onafhankelijk van staatkundige grenzen en sociale scheidslijnen (zoals man of vrouw, slaaf of vrij). Iedereen heeft het wereldburgerschap (kosmopolitisme). De Stoa is een monistische stroming, dat wil zeggen dat er voor hen geen tegenstelling bestaat tussen ‘geest’ en ‘materie’, allen de natuur bestaat. De geest om ons heen is homogeen en stoffelijk. Alle werkelijkheid berust op materie, op alles wat lichaam heeft. In de stof is een immanente rede (logos) en die is van goddelijke aard. Hierdoor is de Stoa ook pantheïstisch, maar deze god wordt dan opgevat als een eeuwige, goddelijke kracht die in alles en iedereen aanwezig is (immanent) en een vuur dat aan alles leven schenkt. De natuur is allesbepalend, de natuurprocessen (zoals ziekte en dood) worden geregeld door de wetten van de natuur (het noodlot). De Stoa heeft in sterk geloof in het noodlot (fatalisme (fatum=lot)). Het lot heeft iets goddelijks. God is immanent aanwezig. De mens moet zich neerleggen bij het lot, niets gebeurt toevallig en alles heeft een doel, dus het heeft geen zin je ertegen te verzetten of je te beklagen. De mens moet zich met het lot verzoenen en streven naar emotieloosheid (apatheia). Je moet alles met rust tegemoet treden. Het wordt ook wel “Stoïcijnse kalmte” genoemd, als je je niet door je gevoel laat meeslepen. De mens moet zich laten leiden door de drang naar zelfbehoud, dit is te bereiken door vervolmaking van de eigen ziel na te streven (deugd): zelfgenoegzaamheid. De ware deugd bestaat uit deze deugden: verstand, ingetogenheid, dapperheid en rechtvaardigheid. Om “het goede”(summum bonum) te bereiken moet je vrij zijn van hartstochten, en je niet door je gevoel laten meeslepen. Iedereen moet naar één staatsvorm streven (Stoïsch kosmopolitisme), waarin alle mensen gelijkwaardig zijn en slavernij niet mag bestaan. Wie waren de belangrijkste Stoïcijnse filosofen? Zeno van Kition De grondlegger van de ideeën is Zeno van Kition. Het woord “Stoa” betekent letterlijk zuilengalerij, de stroming is zo genoemd omdat Zeno zijn leerlingen onderwees onder een zuilengalerij. Het is natuurlijk overbodig om zijn ideeën hier op te schrijven. De leer van de Stoa is zíjn leer. Er zijn nog een aantal filosofen die belangrijk waren voor de Stoa. Maar echt stoïcijns waren dezen niet, zij hadden invloeden van de Stoa, maar ook van andere filosofische stromingen. Een paar van deze filosofen zal ik kort beschrijven.
Marcus Tullius Cicero Dit was een aristocratische Romein, die zich behalve met politiek ook bezig hield met filosofie. Hij heeft tijdens zijn leven altijd contacten gehad met filosofen, maar pas toen hij met pensioen was, ging hij belangrijke Griekse en Latijnse werken vertalen. Veel van deze werken hebben wij door zijn vertalingen kunnen lezen. Zijn eigen filosofie die hij later op schrift stelde, is eigenlijk een mengeling van scepticisme in de kennistheorie en stoïcisme in de ethiek. Zijn doel was de filosofie aantrekkelijk maken voor een modern publiek. Hij is daar in geslaagd. Hij heeft veel filosofische uitdrukkingen en begrippen bedacht, die nu nog steeds gebruikt worden, zoals a priori (kennis vóór de ervaring) en a posteriori (kennis afgeleid van de ervaring). Zo heeft hij nog veel meer filosofische termen bedacht. Vooral in de logica worden deze nog veel gebruikt. Philo van Alexandrie Zijn leer is het meest beïnvloed door de filosofie van Plato en die van de Stoa. In zijn werken is vooral de invloed van de Stoa te merken. Hij was joods en hield zich in zijn filosofie ook erg bezig met het Oude Testament, voornamelijk met het Boek Mozes. Toch is zijn leer, in tegenstelling tot die van de Stoïcijnen, niet monistisch. Hij gelooft net als Plato in een driedeling en zegt dat de eerste twee delen van de ziel, het rationele en het irrationele, bijeen gehouden worden door de geest. Lucius Annaeus Seneca Hij had zeker stoïcijnse ideeën, maar was meer op de praktijk gericht. Hij heeft essays geschreven over de stoïcijnse filosofie, maar ook brieven en toneelstukken. Het belangrijkste in zijn filosofie was het geloof in een eenvoudig leven, gewijd aan deugdzaamheid en rede. Zijn filosofie is eigenlijk meer een richtlijn om te leven dan een theorie. Hij legt vooral de nadruk op deugdzaamheid, hij stelt dat dit het enige goede is. Marcus Aurelius Marcus Aurelius was behalve een Romeinse keizer, ook een filosoof. Dit was voor veel filosofen een echt ideaal: een filosoof als keizer. Hij heeft een boek geschreven, waarin de stoïcijnse gedachten duidelijk naar voren komen. Hij geloofde dat een goddelijke figuur de mens rede had gegeven, en hij geloofde dat hij daarom één kon zijn met het rationele doel van het universum. Hij hechtte ook veel waarde aan het stoïcijnse streven om te leven “in overeenstemming met de natuur”. Waarom waren er zoveel aanhangers onder de Romeinen en de Grieken? Zeno kreeg met zijn Stoa veel aanhangers onder zowel Romeinen als Grieken. Dit kwam doordat zijn leer goed bij het dagelijks leven van de Romeinen en Grieken aansloot. Het idee dat iedereen wereldburger was (kosmopolitisme), paste goed bij het grote Romeinse Imperium, waarin veel verschillende volkeren onder Romeins gezag stonden. Ook hadden de Romeinen behoefte aan een filosofie die een leidraad kon zijn voor het leven van de mens als individu. De tegenhangers van de Stoa: het Epicurisme, het Cynisme, de Sceptici en de Sofisten, sloten allemaal minder aan bij de gangbare denkbeelden van de Romeinen en Grieken. Deze wilden toch liever met z’n allen samenleven, dan bijvoorbeeld zoals Cynici streven naar onafhankelijkheid en innerlijke vrijheid. De stoïcijnen streefden juist naar rechtvaardigheid en mensenliefde en dat wilden de Grieken juist wel. De stoïcijnen wilden wel dat iedereen als individu werd gezien, maar niet dat die individuen een verschillende status hadden. Iedereen moest wel apart, maar tegelijkertijd ook gelijkwaardig zijn. Dit kon je niet bereiken als je naar innerlijke vrijheid streefde, want dan voelde je je verheven boven je medeburgers, en was je niet meer gelijkwaardig aan elkaar. Ook in vergelijking tot het Epicurisme past de Stoa beter bij het denken van Grieken en Romeinen. Hoewel het Epicurisme en de Stoa niet echt op elkaar lijken, zijn er natuurlijk wel overeenkomsten. Bijvoorbeeld dat, net als veel filosofische stromingen, de Stoa de nadruk legt op de zintuiglijke waarneming als bron van kennis. Het empirisme is wat de verschillende stromingen bindt. En net als het Epicurisme wil de Stoa ruimte laten voor de vrije wil. De verschillen zijn bijvoorbeeld dat de stoïcijnen, in tegenstelling tot Epicuristen die tegen enige bepaaldheid zijn, de wereld als vastgelegd (door het fatum bepaald) zien. Ook gaat het Epicurisme uit van een privé-leven in kleine kring, terwijl de stoïcijnen het cynische idee aanhangen van de mens als wereldburger (kosmopolitisme). Dit is weer wat de Romeinen het liefste wilden, en daarom kreeg de Stoa in de Oudheid dan ook meer aanhangers dan het Epicurisme. Sceptici en sofisten streven naar gemoedsrust door te accepteren dat niets in het leven zeker is. Dit komt deels overeen met het geloof in het fatum (lot) van de Stoa. Alleen denken de sceptici dat er niets wordt gepland of bestuurd, maar dat alles zomaar gebeurt. De stoïcijnen gaan er juist vanuit dat alles juist wel is gepland en dat daarom alles dus ook goed is en goed komt. Zij weten wel dat ze er zelf niets aan kunnen veranderen, maar weten toch dat alles wat gebeurt goed is, en dat ze dus niet bang hoeven zijn dat iets zonder reden gebeurt… De Stoa heeft lang bestaan, omdat de Romeinen het als meest aantrekkelijke filosofie beschouwden. Niet alleen de Romeinen en Grieken vonden de Stoa een goede filosofische stroming. Ook de christenen, die pas veel later leefden, hebben sommige opvattingen van de Stoa overgenomen. Dit komt doordat de Stoa in zijn derde periode nauw verwant werd met religie. Dit zie je bijvoorbeeld in het vertrouwen in de goddelijke Voorzienigheid, de logos, die goddelijk is en alles stuurt. Als die goddelijke macht alles stuurt dan is dus die God goed, omdat deze weet wat het goede is en de mensen ernaartoe stuurt. Ook het rationalisme is sterk beïnvloed door de Stoa. Het stoïcisme gaat uit van de ratio (rede, verstand) als beginsel van de natuur, wat ook de kerngedachte is in de periode van het rationalisme. Zo zijn bijvoorbeeld Erasmus, Calvijn en Montaigne beïnvloed. En in de 16e en het begin van de 17e eeuw, de tijd van de grote godsdienstoorlogen in Europa, beleefde de Stoïcijnse leer een ware bloei. In Frankrijk is dit terug te zien in het werk van schrijvers als Montaigne, Corneille, Diderot en Rousseau. In Nederland waren het Hooft, Huygens, Cats en Vondel die elementen uit de Stoa verwerkten in hun geschriften.
Conclusie: Wat was de invloed van de Stoa? De Stoa heeft vooral invloed gehad op de filosofie en het rationalisme, maar ook op het denken van de Romeinen en de Grieken. Die invloed is niet altijd te merken, maar is er zeker wel. De werken van filosofen als Seneca en Cicero bestaan uit een mengeling van de stoïcijnse denkbeelden en die van andere filosofen. De leer van de Stoa sloot goed aan bij de gedachten en idealen van de Romeinen en de Grieken, en werd daar om die reden erg populair. De leer van de Stoa was ook goed te begrijpen voor iedereen, het was een vrij eenvoudige en simpele stroming, die erg veel aanhang heeft gehad. De leer van de Stoa
Logos en kosmopolitisme
De stoïcijnen vonden dat alle mensen gelijkwaardig waren, want alle mensen hadden “logos” (rede) en maakten deel uit van “logos” (rede, wereldverstand). Ieder mens is een microkosmos (miniatuurwereld), een afspiegeling van de macrokosmos (de wereld). Het enige echte bestaande recht is het natuurrecht, waar iedereen ook mee te maken heeft, het natuurrecht is overal en voor iedereen, daarom is iedereen gelijkwaardig, de waardigheid is onafhankelijk van staatkundige grenzen en sociale scheidslijnen (zoals man of vrouw, slaaf of vrij). Iedereen heeft het wereldburgerschap (kosmopolitisme). Monisme, fatalisme en apatheia
De Stoa is een monistische stroming, dat wil zeggen dat er voor hen geen tegenstelling bestaat tussen ‘geest’ en ‘materie’, maar alleen de natuur bestaat. De geest om ons heen is homogeen en stoffelijk. Alle werkelijkheid berust op materie, op alles wat lichaam heeft. In de stof is een immanente rede (logos) en die is van goddelijke aard. Hierdoor is de Stoa ook pantheïstisch, maar deze god wordt dan opgevat als een eeuwige, goddelijke kracht die in alles en iedereen aanwezig is (immanent) en een vuur dat aan alles leven schenkt. De natuur is allesbepalend, de natuurprocessen (zoals ziekte en dood) worden geregeld door de wetten van de natuur (het noodlot). De Stoa heeft in sterk geloof in het noodlot (fatalisme (fatum=lot)). Het lot heeft iets goddelijks. God is immanent aanwezig. De mens moet zich neerleggen bij het lot, niets gebeurt toevallig en alles heeft een doel, dus het heeft geen zin je ertegen te verzetten of je te beklagen. De mens moet zich met het lot verzoenen en streven naar emotieloosheid (apatheia). Je moet alles met rust tegemoet treden. Het wordt ook wel “Stoïcijnse kalmte” genoemd, als je je niet door je gevoel laat meeslepen. De mens moet zich laten leiden door de drang naar zelfbehoud, dit is te bereiken door vervolmaking van de eigen ziel na te streven (deugd): zelfgenoegzaamheid. De ware deugd bestaat uit deze deugden: verstand, ingetogenheid, dapperheid en rechtvaardigheid. Om “het goede”(summum bonum) te bereiken moet je vrij zijn van hartstochten, en je niet door je gevoel laten meeslepen. Iedereen moet naar één staatsvorm streven (Stoïsch kosmopolitisme), waarin alle mensen gelijkwaardig zijn en slavernij niet mag bestaan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.