Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Consument en Producent

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1164 woorden
  • 25 november 2004
  • 61 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
61 keer beoordeeld

Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel berekenen; Op basis van het aandeel op de totale markt: Marktaandeel= afzet:totale afzet x 100% Op basis van de omzet: Marktaandeel=omzet:totale omzet x100% Individuele reclame: er is sprake van individuele reclame als een bedrijf alleen reclame maakt voor zijn eigen merk. Collectieve markt: dat wil zeggen dat bedrijven samen reclame maken voor een bepaald product. Vraagbepalende factoren: 1. de behoeften en de voorkeuren van de consumenten. 2. het inkomen van de consumenten. 3. de prijs van het goed 4. de prijzen van andere goederen. 5. het aantal vragers. Redenen voor het verschuiven van een vraaglijn: 1. het aantal vragers verandert. 2. de prijzen van andere goederen veranderen. 3. het inkomen van de consument verandert. 4. de behoeften en voorkeuren van de consumenten veranderen. Elasticiteit uitdrukken in een getal: Procentuele veranderingen van het gevolg: procentuele verandering van de oorzaak. Elasticiteit=relatieve verandering gevolg:relatieve verandering oorzaak. 3 soorten elasticiteit: 1. prijselasticiteit van de vraag: geeft aan in welke de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van de prijs van het goed. 2. inkomenselasticiteit van de vraag: geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op de verandering van het inkomen. 3. prijselasticiteit van het aanbod: geeft aan hoe sterk de aangeboden hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van de prijs van dat goed. Het berekenen van de prijselasticiteit van de vraag(Ev): Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (Qv):procentuele verandering van de prijs (P) Dus: Ev= Qv:P
Elastisch i n e l a t i s c h elastisch -1 0 +1

Bedrijven proberen vaak met behulp van reclame de voorkeur en de onmisbaarheid van hun product te vergroten en zo de vraag naar hun producten inelastischer te maken. Positief extern effect bij productie: vestiging van een bedrijf positief voor de werkgelegenheid. Positief extern effect bij consumptie: iemand legt een mooie tuin aan iedereen kan ervan meegenieten. Negatief extern effect bij productie: broeikaseffect, aantasting ozonlaag, afval
Negatief extern effect bij consumptie: afvalbergen, lawaai uit walkmans. Duurzame ontwikkeling: (economische) ontwikkeling die niet ten koste gaat van toekomstige generaties en het milieu. Hoofdstuk 2: De kosten. Positief verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid Aangeboden hoeveelheid groot=hoge prijs Aangeboden hoeveelheid klein=lage prijs
Redenen voor verschuiving aanbodlijn: Productiekosten veranderen. Natuurlijke omstandigheden. Verandering van het aantal aanbieders. Het doel van een particuliere onderneming= winst maken. Break-evenafzet: afzet waarbij de kosten precies gedekt zijn. Bij een break-evenanalyse gaat een onderneming van een aantal veronderstellingen uit: 1. er wordt vanuit gegaan dat alle geproduceerde eenheden ook verkocht worden. 2. er wordt vanuit gegaan dat alle eenheden voor dezelfde prijs verkocht worden. Constante kosten: kosten voor de aanschaf van machines, ontwikkelingskosten(voor de ontwikkeling van een nieuw product) Variabele kosten: grondstofkosten. Totale constante kosten+totale variabele kosten= totale kosten. TCK + TVK = TK
TVK: veranderen door de productieomvang, per product blijft het bedrag hetzelfde. Totale opbrengst: TO= afzet x verkoopprijs= q x p
Productiecapaciteit: de maximale hoeveelheid die een bedrijf in een bepaalde periode kan produceren. Hoofdstuk 3: de concurrentie. Bedrijf opzetten: rekening houden met: voldoende vraag Opbrengst en kosten De concurrentie. Concrete markt: vragers en aanbieders ontmoeten elkaar(ruilbeurs) Abstracte markt: omvat het geheel van vraag en aanbod en is niet gebonden aan een plaats(colamarkt). Homogeen product: het maakt de consument niets uit wie het aanbied. Heterogeen product:het gaat om de service van een bedrijf en het imago van het merk. 4 marktvormen: Volkomen concurrentie:veel vragers, veel aanbieders, homogene goederen. Komt bijna niet voor omdat de aanbieder geen invloed heeft op de prijs, er is geen sprake van echt homogene producten. Een aanbieder is hierbij alleen een hoeveelheidsaanpasser. Monopolistische concurrentie: veel vragers, veel aanbieders, heterogene producten. Veel concurrentie, aanbieder heeft in beperkte mate invloed op de prijs (horeca, schoen- en kledingmarkt). Oligopolie: veel vragers, enkele aanbieders, zowel homogene als heterogene producten. Bedrijven kunnen enigszins de prijzen zelf vaststellen, maar moeten wel rekening houden met de concurrenten. (benzinepompen,computers, koffie). Monopolie: veel vragers, 1 aanbieder. Komt bij openbare Nutsbedrijven voor (gas, water, elektriciteit). Aanbieder bepaalt zelf de prijs=prijszetter. Marketingmix(4P’s): bestaat uit 4 marketinginstrumenten die bedrijven gebruiken in de concurrentiestrijd. 1. PRIJS: door producten goedkoper te maken “lokt” men klanten. 2. PRODUCTBELEID: het product moet aantrekkelijk zijn, goede kwaliteit of speciale eigenschappen. Productdifferentiatie: het product aanpassen aan de doelgroep. 3. PROMOTIE: een product en de eigenschappen ervan onder de aandacht brengen. 4. PLAATS: hoe komen de producten bij de klant? Hoofdstuk 4: de prijsvorming. Prijs komt tot stand door vraag en aanbod. Evenwichtsprijs: de prijs waarbij de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid gelijk zijn. Kan veranderen door verandering in vraag en/of aanbod. Een aanbodvergelijking geeft het verband weer tussen de prijs(P) en de aangeboden hoeveelheid(Qa) van een product. Het verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid noemen we het aanbod. Voordeel van volkomen concurrentie: niemand heeft de macht op de markt. Nadeel van volkomen concurrentie: er kan een evenwichtsprijs ontstaan die voor iedereen betaalbaar is. De prijs is zo laag dat de producent er niet van kan leven. Ook kan, door plotselinge veranderingen in de vraag of het aanbod, de evenwichtsprijs aan grote schommelingen onderhevig zijn. Dit brengt onzekerheid met zich mee, zowel voor de aanbieders als voor de afnemers. Substitutiegoed: een goed dat als vervanging voor een ander goed kan dienen. Oligopolisten moeten bij hun prijsbeleid rekening houden met hun concurrenten. Als een oligopolist zijn prijs verhoogt bestaat de kans dat de concurrenten die prijsverhoging niet volgen. Kartelafspraken: houdt in dat er afspraken worden gemaakt tussen bedrijven over de prijs van een goed. Kartelafspraken zijn in de EU verboden, wel kan de minister van Economische zake ontheffing verlenen.
Hoofdstuk 5: de overheid. Door het heffen van belastingen en accijnzen kan de overheid de consumentenprijzen van producten verhogen. Op deze manier probeert de overheid het gebruik van sommige producten te verminderen. Anderzijds kan de overheid door subsidies prijzen verlagen. Hiermee kan de overheid het gebruik van bepaalde goederen of diensten stimuleren. Bemoeigoederen: goederen waarvan de overheid het gebruik wil stimuleren(merit-goederen) of juist afremmen (demerit-goederen). De BTW wordt vaak omgezet in belasting. De overheid kan in het marktproces ingrijpen door heffingen en subsidies. Ook door het instellen van minimum- en maximumprijzen grijpt de overheid direct in in de prijsvorming. De overheid stelt maximumprijzen in om de consument te beschermen. Een maximumprijs is een prijs die de overheid maximaal aanvaardbaar vind. Een maximumprijs is dus lager dan de evenwichtsprijs. Door het instellen van een maximumprijs ontstaat er een vraagoverschot: De prijzen zijn lager, waardoor de vraag stijgt, maar het aanbod daalt. De overheid zal dit zelf moeten opvullen. Dit kan bijvoorbeeld door een overheidsinstelling op te richten of producten op de bon te doen. Consumenten mogen dan slechts beperkte hoeveelheid van het product tegen de maximumprijs kopen. Minimumprijzen beschermen de producent. Deze worden in Europees verband vastgesteld. De overheid stelt minimumprijzen in als zij de evenwichtsprijs te laag vinden. Bij een minimumprijs ontstaan er aanbodoverschotten: De aangeboden hoeveelheid is groter dan de gevraagde hoeveelheid. Een maatregel om deze aanbodoverschotten op te lossen is het opkopen van het product door de overheid.

REACTIES

S.

S.

Super, zocht even op hoe je het marktaandeel berekent, dus makkelijk zoals jij het zegt! En t klopt ook nog eens. Bedankt

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.