Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Economie in het Oude Egypte

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas hbo | 2349 woorden
  • 8 januari 2004
  • 400 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
400 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
INLEIDING Vijfduizend jaar geleden was er een beschaving die ons haar schoonheid, haar kennis, haar cultuur, haar liefde voor het leven, haar voorbereiding voor en geloof in een beter leven in het hiernamaals nagelaten heeft. Deze Oud-Egyptische beschaving ontstond tussen de Middellandse Zee in het noorden en de Eerste Cataract (waterval) in Aswan in het zuiden. Deze duizend kilometer lange oase, die in de noordoosthoek van Afrika door de Nijl wordt gevormd, stond bij het volk bekend als Ta Mery, het Geliefde Land. De bewoners van deze streek noemden zich Zwartlanders, naar de donkere, vruchtbare grond waaraan ze hun succesvolle economie te danken hadden. In dit bundeltje komen jullie meer te weten over de economie van het Oude Egypte. DE NIJL ALS BRON VAN ALLE WELVAART Water in de woestijn

Al rond 15.000 voor Christus leefden er al jagers en verzamelaars in het gebied dat later Egypte werd genoemd. Maar het klimaat veranderde en Egypte werd langzaam een woestijn. De mensen gingen nu langs de Nijl wonen en werden langzaam aan steeds afhankelijker van de rivier, onder andere voor visvangst, landbouw… Oorsprong van de Nijl
Het begin van de Nijl is de Witte Nijl, die wegstroomt uit de grote Afrikaanse meren, waarvan het bekendste het Victoriameer is. Die Witte Nijl voorziet de Nijl van water want in Tropisch-Afrika valt het hele jaar door veel regen. Een paar honderd kilometer verder naar het noorden toe krijgt de Witte Nijl 2 zijrivieren: de Blauwe Nijl en de Atbara. Zij komen uit Ethiopië, waar een savanneklimaat is. Naast een droog seizoen komt er een regenseizoen met veel neerslag in de maanden mei en juni. Veel van dit water stroomt via de Nijl richting Middellandse Zee. De rivier is ruim 6600 km lang. De breedte schommelt tussen 1 en 20 kilometer . De belangrijkste steden zijn vlakbij de Nijl ontstaan. Jaarlijkse overstromingen
In het oude Egypte werd elk jaar reikhalzend uitgekeken naar de overstroming van de Nijl. Vanaf half juni tot september steeg het water en een groot gebied werd overstroomd. De dorpen waren hoger gebouwd en werden dan kleine eilandjes. De Nijl liet vruchtbaar slib achter, ideaal voor de landbouw. De Oud-Egyptische economie was dus grotendeels afhankelijk van de rivier en zijn jaarlijks terugkerende overstromingen. Nadelen
De Egyptische economie was sterk afhankelijk van de grillen der natuur: als de Nijl te hoog kwam werden dorpen verwoest en en te lage stand zorgde voor tegenvallende landbouw en veroorzaakte zo hongersnood. De Nijl als communicatiemiddel
Ondanks de overstromingen was de Nijl een tamelijk bevaarbare rivier. Per boot kon men de meeste plaatsen bereiken en ermee handel drijven. OUD-EGYPTISCHE ECONOMIE
LANDBOUW
Voedselvoorziening
Veel tombeschilderingen laten grote banketten zien en wekken de verkeerde indruk dat er voedsel in overvloed was. Waarschijnlijk leefde de doorsnee Egyptenaar van brood, enkele uien en een kruik bier per dag. Brood (zo’n veertig soorten) was het hoofdvoedsel, aangevuld met wat groenten en fruit (ui, knoflook, prei, dadels, druiven…) Vlees werd niet vaak gegeten, meestal op religieuze feestdagen. In het warme klimaat bleef vlees niet lang goed. Wat dronk men erbij? Wijn, bewaard in aarden kruiken, en een gerstebier, dat na gisting uit deeg geperst werd. Irrigatielandbouw
De Nijl maakte van de Egyptenaren een landbouwvolk. De seizoenen werden bepaald aan de hand van de rivier: 3 seizoenen

Akhet; 1ste seizoen
Begon rond augustus, tijd van de overstromingen
Peret; 2de seizoen
Begon rond november, wanneer men kon zaaien en planten
Shemu; 3de seizoen
Begon rond maart, tijd van oogsten
De Oude Egyptenaren waren bedreven in het beheersen van dat water. Zo bouwden ze dijken om de huizen te beschermen. Ook legde men een netwerk van bekkens en kanalen aan om het water vast te houden als het peil zakte. Van hieruit werd water gelijkmatig geleid naar en verdeeld over irrigatiekanaaltjes. Een instrument hierbij was de “shaduf”, een emmer aan een paal met een tegengewicht aan het ander uiteinde van de paal. Bouw en onderhoud van dijken, kanalen etc was essentieel in het droge Egypte en werd bewerkstelligd door een groot arbeidsleger van dienstplichtigen. Landbouw als economische basis
De basis van de economie was ongetwijfeld de landbouw. De immense betekenis van de landbouw zie je ook op de graven, waarop veel scènes over de akkerbouw afgebeeld zijn. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat de farao vrijwel alle grond in zijn bezit had. Daarbij hoorden alle mensen die op die grond woonden. De boeren verbouwden emer (een soort tarwe), rogge, fruit en groenten. Ze verbouwden ook vlas voor linnen stoffen en papyrus voor papier. Ze verzamelden honing, want er was geen suiker. De Egyptische boeren hielden gazellen, kraanvogels, koeien, schapen, geiten en varkens. A= rundvee fokken
B= varkens fokken

C= geiten fokken
D= verbouwen van gerst
E= druiventeelt
F= Dadelpalmen (dadels zijn eetbare vruchten) G= verbouwen van vlasplanten voor het weven van linnen
H= verbouwen van sesam (in sesam zit veel olie) I= verbouwen van papyrusplant, voor het maken van boten, papier, touw, manden en sandalen. Visvangst
Vlees was weinig voorhanden, de voornaamste vleesbron was vis, voornamelijk afkomstig van de Nijl en bijhorende moerasgebieden. Vissen was een lonende activiteit en degenen die aan de rand van het moeras leefden, waren georganiseerd in visploegen. De effectiefste methode was om een groot sleepnet tussen twee boten te trekken en naar de wal te brengen. Sommige vissen waren echter de heilige dieren van een bepaalde streek, waar het verboden was ze te eten. Waarschijnlijk waren de Egypternaren de eersten voor wie vissen zowel een sport als een bron van voedsel was. Papyrus, een veelzijdige plant
In het uitgestrekte moerasgebied rond de Nijl groeiden bossen metershoge papyrus. Dit riet is vooral gekend als basismateriaal voor het Egyptische papier. Hiervoor klopte men met houten hamers het sap uit de plant, waarna men met de bekomen sappendunne stroken papyrus aan mekaar lijmde. Naast papier werden er ook sandalen, lendendoeken en manden van gemaakt. Het zachte gedeelte van de stengel was volgens Herodotus goed te eten en de wortels deden dienst als brandstof. Het merg tenslotte werd gebruikt om pitten voor fakkels te maken. Papyrus is ook van belang voor de scheepvaart, want het werd gebruikt bij de productie van zeilen en touwen. Kortom, papyrus is een multifunctioneel product geweest voor de Egyptenaren. Maar het meest waardevol was papyrus als schrijfmateriaal. Men kon zo opgedane kennis op schrift zetten en bewaren. Papyrus maken was zwaar werk. De rietsnijders konden zich alleen met grote moeite door het moerasgebied verplaatsen. Ze moesten oppassen voor modderkuilen en meertjes. Maar ook voor ontmoetingen met nijlpaarden, krokodillen, cobra's en andere gevaarlijke dieren. AMBACHTEN Houtbewerking
De Egyptische meubelmakers moeten voortreffelijk vaklieden geweest zijn als men weet dat er weinig hout in het land voorhanden was. Omdat er weinig hoogstammig hout was moesten handige houtverbindingen gebruikt worden om van korte stukken één lang te maken. Er werden geen spijkers gebruikt, maar deuvels om de stukken te verbinden. Verbindingen, gaten en onvolkomenheden werden dan vakkundig dichtgestopt en gelakt om ze onzichtbaar te maken. De stukken pasten zo volmaakt in elkaar dat ze zelden gelijmd hoefden te worden. De gereedschappen van de Egyptische houtbewerkers waren vrij eenvoudig en gemaakt van koper en brons. Met een dissel werd het hout ruw behakt en met en dan de beitel, de priem, enz… Om te polijsten gebruikte men een puimsteen. Als houtboor gebruikte men een ”boogboor” van het type dat nu nog in Egypte en andere mediterrane landen gebruikt wordt. Lederbewerking
De overvloed aan huisdieren en wilde dieren leverde allerlei soorten huiden op. Runderhuiden met hun karakteristieke vlekken werden gebruikt om de houten schilden van de soldaten te bedekken, voor wapenuitrusting en pijlkokers. In de huizen werden de ze gebruikt voor stoelen, bedden en andere voorwerpen. Er werden ook sandalen en riemen van gemaakt. De witte huid van lammeren werd verwerkt tot perkament of geplooid om er trommels mee te bekleden. In de Egyptische samenleving bekleedde de schoenmaker een bijzondere plaats. Zijn gereedschap, zoals schalmes, els en haalmes was van brons en kwam overeen met wat de schoenmaker in die streek nu nog gebruikt. Metaalbewerking

Ijzer was in Egypte wel bekend, maar werd niet veel gebruikt. Er was immers minder hitte nodig om goud, koper, zink en zilver te smelten. Op de muurschilderingen ziet men de metaalgieters rond hun smeltoven zitten en door de pijpen blazen om het vuur aan te wakkeren. Maar er zijn ook afbeeldingen gevonden van dubbele blaasgalgen die met de voet bewogen werden. Goudsmeedkunst
De edelsmeden van de farao stonden hoog in aanzien en ze bewaarden angstvallig het geheim van hun vak dat hen nader tot de goden bracht. Het vak edelsmid ging over van vader op zoon en daarom was de kunst om beelden van goden te maken en koninklijke sieraden te vervaardigen een familierecht. Weefkunst
In het Midden-Oosten ontstond de weefkennis in het neolithicum ( of misschien zo’n 10 000 jaar geleden)met de vervaardiging van matten om er de aarden vloer van de hutten mee te bekleden. Moeraskruiden en rietstengels werden zonder werktuigen met de hand gevlochten. De technieken verbeterden voortdurend en al spoedig werd er met vlas-, hennepvezels en tenslotte schapenwol geweven. Toen men van vlas en hennep fijne vezels kon maken, werden er fijnere en wittere stoffen vervaardigd. Hoewel op sommige afbeeldingen mannen aan het weefgetouw zitten, was spinnen en weven toch vooral een vrouwelijke bezigheid. Pottenbakkerskunst
Egypte had een overvloed aan keramiek. De pottenbakkers gebruikten gewoonlijk een draaischijf, ook om eenvoudige potten met de hand te maken. Ze zaten op de grond voor een enkel wiel dat op een laag voetstuk draaide en dat ze met de ene hand bewogen terwijl ze met de andere de klei vormden. Zoals ook nu nog was de oven van de pottenbakker cilindervormig. De potten werden er zorgvuldig gestapeld op een steun met een gat in waaronder het vuur brandde. De potten werden vervolgens met aarde en puin van keramiek bedekt, zo was er door de openingen nog voldoende trek. Glasbewerking
De Egyptenaren kenden ook technieken om glas te maken. Door kwartspoeder en as met elkaar te vermengen ontstond een pasta die erg op ons huidig glas leek. Dit glas was doorzichtig, maar door toevoeging van metaaloxiden ontstonden prachtige kleuren. De glasproductie kwam tot bloei in de tijd van Hyksos, misschien door de contacten met het Oosten en met Mesopatamië, waar deze technieken waarschijnlijk uitgevonden waren. Sierlijke reukwerkkruiken werden van gegolfde en door verhitting samengevoegde “draden” van gekleurd glas gemaakt. Wapens
De Egyptische metaalnijverheid beleefde een glorietijd toen er pronkwapens gemaakt werden. Zelfs in latere tijden produceerde men geen aksen, dokken of daggen die, met hun uitvoering in verscheidene metalen, inlegwerk, versieringen en ingezette edelstenen fraaier waren. Mijnen
Goud en andere edele metalen kwamen meestal uit de bergen van de Arabische of Oosterse woestijn, gelegen tussen de Nijl en de Rode Zee;maar ook Nubië was een ontputtelijk bron van kostbare metalen. Duizenden dwangarbeiders werden gedwongen in de goudmijnen te werken en te sterven. De mijnen lagen ver weg en de enige weg door de woestijn was bezaaid met gevaren. De dwangarbeiders waren erbarmelijk behuisd. Alleen graatmagere mannen en kinderen konden door smalle mijngangen kruipen. De mijn was een echte dodenkuil waaruit velen niet terugkwamen. HANDEL Belastingen & ruilhandel
Geld bestond toen nog niet zodat er ruilhandel werd gedreven, wie iets wilde hebben gaf daar iets anders voor terug. Hoeveel een product waard was, werd bepaald door het waardesysteem: elk product had een waarde in “Deben” koperen of zilveren gewichtjes. Wel moest iedere Egyptenaar belasting betalen. In de tijd voordat het geld werd uitgevonden (ongeveer 600 voor Christus), betaalde de mensen in de vorm van arbeid, voedsel of kleding. Hoeveel de boeren moesten betalen, hing van de overstroming van de Nijl en de opbrengst van de oogst af. Vissers, vogelvangers, landwerklieden en vrouwen betaalden met de opbrengst van hun werk. Met deze belastingen betaalde de farao zijn ambtenaren, soldaten, zeelui en iedereen die bij hem in dienst was. Wat overbleef werd met het buitenland geruild voor grondstoffen die in Egypte niet verkrijgbaar waren en voor luxeproducten. Ook ging er een deeltje naar de slaven voor hun voedsel, het levensonderhoud van weduwen en pensioenen van bepaalde ambtenaren. Internationale handel
Hoewel woestijnen, bergen en moerassen het contact met de buitenwereld beperkten, werd toch internationale handel gedreven, zij het in beperkte mate. Ook voerde men oorlogen met andere volkeren. Uitbreidingen van hun invloedsfeer was er richting zuiden naar Nubië (stroomopwaarts) en noord- en oostwaarts richting Sinaï, Palestina, Syrië en zelf tot aan de Zwarte Zee. Grofweg het Oostelijke deel van de Middellandse Zee. In het Oude Egypte was handel een zaak van de farao. Hij alleen had rechten op de handel in heel wat producten, en bijgevolg vele inkomsten. Het mysterieuze land “Punt”, ergens langs de kust van Somalië en Eritrea, was een bevoorrechte handelspartner. De Egytenaren schaften zich er wierook, mirre en andere geurende harsen aan. Nubie, ten zuiden van Boven-Egypte had een grote goudvoorraad. De Egyptenaren lijfden het daarom in. Via Nubië ontstond ook een levendige handel met gebieden rond de evenaar. Op deze manier kwamen slaven, ivoor, luipaardvellen… in het paleis van de farao terecht.(en ook in de huizen van andere rijken) Noordoostwaarts was er handel met Sinaï (turkoois, koper) en Libanon (ceder). Hout was belangrijk in de scheepsbouw, maar ook voor de vele grote bouwwerken, die het land rijk was. Oorlogen

Vaak waren er conflicten met andere volkeren om de aanvoer van handelswaar te beschermen. Zo zijn er meldingen van strafexpedities in Nubië, tegen de Libiërs en van aanvallen door bedoeïenen uit het Nabije Oosten. Verder werd er meer oostwaarts oorlog gevoerd tegen Perzië. Tegen het einde van de Egyptische beschaving waren er de oorlogen tegen de Romeinen. Slavernij
Slavernij kwam in Egypte veel voor. De slaven waren buitenlanders, buitgemaakt na en tijdens oorlogen, maar ook gevangenen of mensen die door armoede of schulden gedwongen waren zichzelf te verkopen. Sommige slaven hadden het geluk dat ze iemand uit de eigen familie konden trouwen, zodat ze uiteindelijk een vrij mens konden worden. Natuurlijk vormde deze categorie mensen een goedkoop alternatief voor de betaalde werkkrachten. BIBLIOGRAFIE Boeken: Het Oude Egypte van James Putnam
Internet: de externale links op het blackboard
www.scholieren.com
www.kennisnet.nl
scholieren.nrc.nl
Cd-roms: Ancient Lands Magische Egypte

REACTIES

J.

J.

haaaii iloveyou
julliee zijn egt vet hip
=D (l)
l@ter$zzz
jason

13 jaar geleden

H.

H.

TY

13 jaar geleden

0.

0.

mooi werkstuk Der_Rik

13 jaar geleden

L.

L.

goed werkstuk heb er veel aangehad

13 jaar geleden

C.

C.

k weet nii maar k kom uit egypte en sommige dingen zijn echt nii waar

8 jaar geleden

I.

I.

Ik moest ook een werkstuk over het Oude Egypte doen en moest het ook ever economie doen dus hier heb ik veel aan gehad. Thx Der_Rik :)

6 jaar geleden

K.

K.

Thnx bruur, alles gekopieerd

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.